VI.
A f d e e l .
XXII.
H oofdstu
k .
346 B E S C H R T V I N G V A N
„ te erkennen. De Sprieten zyn korter dan
„ Üe Kop. De Bek is ongetand en onder de
, , Sneb geplaatst, met een harden Rand', heb-
bende een kleine, byna ronde, Gaaping.
j , De Sprieten zitten op meer dan de helft, niet
, , ver van de Punt des Beks; z y zyn lang-
„ werpig rond, Bladerig, korter dan de Vin*
, , nen, doch van vooren wat breeder, met
„ nedergeboogene verharde Randen, hebben-
„ de in ’t midden een Vleezig Puntje. Dee-
,, ze dienen insgelyks om het Zeegras te om-
vatten. Aan ieder zydè heeft de W orm ,
op een gelyken afftand van elkander, twee
„ Zwemvinnen, die Bladerig, langwerpig
, , rond, van vooren wat breeder, gekroest,
„ met Bqrftelige o f ingefcheurde Randen zyn,
, , zittende aan den oneffen Rand van de Rug.
„■ •De Buik is in ’t midden des Lighaa-ms,
„ fmal en langwerpig rond. In dezelve kon
„ men de Bevrugtingsdeelen van het Zeegras,
„ die haar tot Voedzel dienen, befchouwen.
, , De Staart zit perpendiculaar: zy is Blade-
„ rig, byna rond, breeder maar korter dan
, , de byhangzels en gevederd. Het Dier be*
, , weegt zyne.Ledemaaten, in ’t W a te r , zeer
„ langzaam” .
* De Heer Osbeck merkt, by wyze van aantekening
, aan, dat hy misfchien in plaats van
Sprieten wel Handen, en, in plaats van Vinnen,
vier Pooten hadt mogen zetten. Zy-
ne befchryving van dit Schepzel, inderdaad,
myns
D E K R. O O S-S L A K K E N. 3 4 7
myns oordeels, wat duifter zynde, laat ifc .
hier nog die van L innacus1 volgen, om te XXII.
zien, o f dezelve ook nader met de Geftalte H o o fd-
van het Voorwerp, dat ik bezit, en in Fig. i STUK'
op Plaat CXI. is afgebeeld, overeenkomen
mogt. Ondertusfchen moet men aanmerken,
dat' onze Ridder van de genen is, die het
gezegde onderfte gedeelte voor de Rug nee-
men.
„ Het L y f , (zegt zyn Ed.) is langwerpig,
,, famengedrukt-, weekagtig. Den Bek maakt
, , een Spilrond Gaatje a^n het dunfte end.
„ De Rug is overlangs gevpord met een ge*
„ tande Sleuf, door welke het z ig , in ruste
„ zynde, aan het Wier hecht. Het agterfte
, , gedeelte is ftomper en breeder. Van on-
„ deren heeft het Dier drie paar Armen ver
, , afftandig: het eerfte, dat kleiner en von-
„ der is , onder den Bék; het tweede, onder
„ ’t midden van ’t L y f , Bladerig’, langwer-
, , pig, aan ’0 end breeder en floniper, aan de
„ binnenzyde met Tepels befprengd: het der-
, , de, naaragteren to e , gelyk zynde aan het
„ eerfte Paar” .
Volgens de afbeeldingen by Seba , en volgens
de natuurlyke Voorwerpen, die ik van
deeze Kroos - Slakken heb gezien, geloof ik ,
dat ’er veele Verfcheidenheden van deeze
Zee - Schepzelen zyn , en dat ’er in dezel-
ven een aanmerkelyk verfchil van Geftalte
plaats heeft.
XXIII* HOOFD«