V I . Breyn ■ heeft allereerst aan den Heer Klein
A f d e e l , vertoond een Wratagtig Lighaampje, t welk
* x v n - door hem alleenlyk in de gewoone rondagti-
stu^ ge Zee-Appelen, die het Aarsgat boven heb*
r?ePM- ben, is waargenomen; doch L uid hadt hetzelve
ook reeds befpeurd. „ Rondom der-
„ zelver Uitgang, zegt Klein, zyn v y f aan-
„ merkelyke Gaten, by het verfte van wel-
„ ken dit Lighaampje te zoeken is; ’t welk,
„ zo wy ons niet bedriegen, door de Natuur
„ gefchikt zal zyn, om de Paaring van dee*
z e , die boven anderen overal en digt met
Doornen o f Pennen bezet zyn , gemakke-
” ]yk te maaken” . Hy wil, -dat dit Wratje
dient, „ op dat z y , elkander in *t ronddraai -
, , F j e n naderende, de Paaring, als die op eeni-
g ge manier-, haar eigen, géföhiedt, niet eer
, , voleinden mogen, dan z y , door de onder-
- lin<re wryving van deeze Wratjes, o f be-
, , weeging haarer fcherpe Pennen , die door
” middel van het Peesagtig Vlies aan deeze
„ Lighaampjes verknogt zyn , den bekwaa-
„ men tyd én plaats gewaar worden, in wel-
, , ke zy aan den EisCh der Natuur, tot voort
„ planting van haar Geflagt, kunnen voldoen.
„ Zekerlyk zullen zy van « P ander Gevoe-
„ len z y n , die vasttl ellen, dat de Zee-Egels
Hcrmaphródieten, dat is vaü beider Kunne*
” en dus in Raat z y n , om zig ze lf te bevrug-
„ ten : maar ik zöu liever myrté onweetend-
” heid ten dien ópzigte bekennen , dan op de v I ’ » Se*
„ gewoone uitvlugt my beroepen, die ^
kerlyk in de Natuurlyke Historie niet t e ^ y ^
”, ver moet getrokken worden. En, zou niétHooFD-
l, iemand, die borg wilde zy n , dat de Man-!'TU1U
netjes Z e e -E g e ls , even als de Gedoomde
„ Visfchen (zie R a y op W illoüghby de Pis*
„ cihis, Lib. L Gap. 1 7 . ) ; de * Eijeren o f
„ Kuit, van de Wyfjes gefchooten, met hun-
„ ne Hom o f Kuit befprengden en dus vrugt-
„ baar maakten, de zwaarigheid fchynen op-
„ gelóst te hebben ( * ) ’’•
Zo het waar i s , dat alle Zee-Appels Eijeren
by zig hebben, zou echter dit denkbeeld
van KleiN niet beltaan kunnen; dat e r , naa»
melyk, Mannetjes en Wyfjes Zee-Appelen
zyn. W y hebben reeds te vccle Tweeflag-
tige Dieren in deeze Rang befchouwd, om
aan de moöglykheid van dit ftuk te twyfe-
len, waar van de gewoone Slakken een wereldkundige
blyk uitleveren. Ondertusfchen
wordt, dóór déze opmerking van dien kundigen
Heer, myn denkbeeld, hier voor geopperd,
aangaande- dé gedagte Wrat der Zèe-Sterren ,
niet weinig bekragtigd. Klein melkt ze lf aan,
dat dië Wrat naai* de Wrat dér Zee -Appelen
, o f deeze naar gene, welke de Heer L inck
waargenomen heeft, grootelyks gelyke (t)*
D&
Kl e in Natur, DHpof. Ectiridetmatuih. 17. _ rj
( |J 'Confpe&ns dispeftt. Echinodermatum Mufé. kleiman,
C i . DEEL. XIV. STUK.