VI.
Afdf-el,
v.
H oofds
t u k .
Lever-
JVorni.
Het Mannelyk
Lid.
^8 B e s c h r y v I n g v a n
alle deeze Wormen eigen z y , hoewel het zig
aan de minsten in de eerfte opflag vertoont.
Zie hier, wat gedagte Pastoor dienaangaande
zegt.
„ Wanneer ik zulk een W orm op den middel-
j) ften Vinger leid’ , drukkende met den voors-
, , ten Vinger en Duim de zydlappen neder*
i3 waards en te gelyk naar den Hals toe: zó
3, bragt ik hem zo v e r , dat het verborgen
„ Haakje uitkwam, en zig opwaards verhief.
„ Dewyl ik het, op deeze w y z e ,.b y allen
„ vond , en het in allen zigtbaar wierdt, zo
s, befioot ik , dat het aan allen eigen z y , en
„ deszelfs beltaanlykhéid tot het Wezen dee-
3, zer Wormen behooren moeste. Als men dit
„ Haakje volkomen uitgedrukt hadt, bleef het
3, niet zeer lang regtuit geftrekt o f opgeheven
liaan: het leid en rolde zig veeleer
, , aanftonds gelyk een Hoorntje, o f Slakvor-
„ mig, te famen. De Kleur van het Haak-
3, jé was doorgaans w it , doch het Haakje
„ z e lf was met louter verdiepte Stippen over-
„ .to o g en ”
In ’t eerst, bekent Sc h a e f e e r , met andere
boven aangehaalde Autheuren, z e lf van Gevoélen
te zyn geweest, dat dit Haakje o f tot
vasthouding van deeze Wormen dienen mogt,
c f om zulk een prikkeling te maaken in de
Galbuizen, waar door dezelven genoopt werden,
om haar Vogt des te fehielyker en te
overvloediger van zig te geeven: te meer,
ded
E B a n d w o r m e n . 79
i dewyl de Lintwormen, zo wel als andere VI.
I Darmwormen, dergelyk een gebruik hebben van " F1^ Elw I hunne Haakjes en Stekelen; doch de Ontlee- Hoofd- I dina der Leverwormen deedt F . • 'I ö . hem het regte ug e- LsetvuBkr .•
I bruik daar van bevroeden. H y oordeelde, naa- yron».
i mel-yk, dat hetzelve wel het MannelykLid kon I z y n , en dat, overzulks, deeze Wormen, zo
I wel als de Slakken, Hermaphrodieten waren,
I die elkander bevrugten , en beiden zo wel voort«
1 teelen als baaren konden.
„ Een naauwkeuriger onderzoek, (ze g t zyn
■ „ Ed.) overtuigde my daar van nog meer.
I „ Dit Haakje o f Hoorntje hadt, gelyk het
i „ Mannelyk Lid in de Slakken, van boven
■ „ een Infnyding. E n , offchoon wel de beide
I „ Teeldeelen, in de Aardflakken, door eene zelf*
« „ de Opening aan den K o p , uitwaards gaan,
„ zo bevond ik doch, dat Swammerdam aan
I „ eene Waterflak ook twee byzondere Ope-
1 „ ningen waargenomen hadt, hoedanigen dee-
„ ze Wormen te meer toekomen , alzo zy
I „ behooren tot de Waterdieren. Ja, het is
■ „ my eenige maaien gebeurd, een paar Wor-
„ men aan te treffen, wier Haakjes werkelyk
1 „ in elkander geflingerd waren; hoewel ik niet
1 „ naauwkeurig konde zien , o f een ieder ook
1 „ eenig verband had met de onderile Opening
H , , van het andere” .
Die Opening, naamelyk, welke zig onder D e v »
1 dat Haakje bevindt, waar van te vooren reeds ^ k'
*|gewaagd i s , wordt, om dat hy ’er geen ge-
p® klenrd
[ I, Deel. XIV. Stuk.