i i
VI. s» wyze Spieren, welken het Dier pp zodanige
A ideel. 3i WyZe weec te .veranderen, dat het dezelven
Hoofd* »> OU eens grooter dan kleiner van middellyn
«tuk. „ maake, door de beurtelingfe famentrekking
, , en uitbreiding van de Spieragtige Vezelen.
„ Geduurende het kruipen van een Worm,
„ ziet men, dat hy ftceds eenige deelen van
„ zyn Lighaam uitgebreid, anderen famenge-
j, trokken heeft, by geduurige verwisfelingen.
„ In de uitgebreide deelen is het Lighaam ver-
„ Iangd en verdund; dewyl de Ringen breeder
„ doch tevens naauwer zyn: in de famenge-
„ trokkene deelen, in tegendeel, is het Lig -
„ haam ingekort en d ik k e rm e t de .Ringen
„ digter tegen elkander aangevoegd en in mid*
„ dellyn vergroot. ' De uitgebreide deelen,
, , nu, zyn, geduurende den'voortgang van den
3, Worm, altoos in beweeging en werken by-
33 gevolg op den Grond; terwyl de genen, die
3, fa men getrokken zyn , ‘ zïg in ruste honden,
„ tot lleunzel en toe weerltand voor de ande-
„ ren. Deeze weerftand wordt zelfs vermeer-
„ derd door een foort van Tepeltjes, welken
„ de Worm naar believen weet te doen uitko»
3, men.en weder ingaan, en die hem verftrekken
, , voor .1'ooten. Laat ons nu agt geeven op
„ de order, die van hem, in zyn voortgaande
beweeging, waargenomen wordt.
,, De Worm kan, volgens de piaatzin^ m
„ welke hy zig in ruste zynde bevindt, op twee
„ tegen .elkander over itaande plaatfen begin-
J3 nen.
f
,, nen. Is|hy uitgebreid o f verlangd, met het ^ * * el
„ L y f geheel uitgerekt zynde, dan is het klaar, FD]f
„ dat de eerfte beweeging, die hy maakenHooro-
„ moet, beftaat in zig in te korten. HetSTUK*
„ Vöorfte deel, nu, niet inkorten kunnende
„ zonder terug te gaan, zal hy met het ag-
„ terfte beginnen, en, wanneer hy, in tegen-
„ deel, zig famengetrokken bevindt, moet,
3, om gelyke reden, zyn eerde beweeging
„ ftrekken tot verlanging van het voorde
„ end. Dit laatde het geval zynde, dan zal
„ hv zig voorwaards beginnen te verlangen ,
5, door allengs de middellyn te verkleinen van
„ ieder Ring , en zulks van het voorde end
„ af tot ongevaar de helft der langte, iets
„ meer o f minder, naar de moeielykheden ,
„ welken hy in zyn voortgang ontmoet. Op
„ eenmaal kan hy dit niet veel verder doen,
„ dan tot de helft van zyn Lighaam, dewyl
, , hy anders gevaar zou loopen van terug te
” gaan; alzo het agterde famen ge trokkene ge-
\ deelte te kort zou worden, om weerdand
S’ te bieden aan het voorde, dat zynen weg
” vervordert. Hy wordt dan gewaar, dat het
5’ tyd is om op nieuws zyn Voor.-end vast te
’ ’ te zetten, met een agtervolgelyke Samen-
, trekking der Ringen. Terwyl - nu, de Rin-
II gen van het Voor-end des Worms zig in
„ middellyn uitbreiden, en dus dat end dikker
” maaken, verkleinen zig die van ’t midden
,3 naar 5t Agter-end, allengs, en dus krimpt
I. DE El, XIV. STUK. A 4 5J 6