VI.
A fd e e l .
X.
Hoofdstuk.
V*edzel.
, , Maar dat men in een naakte Slak, (zegt
„ Sw amm erdam , door wien byna op de zelf*
„ de manier gefproken wordt,) die in het
„ Water geworpen is en in een Flesch ge-
„ daan, de beweeging van de Dierlyke Gees-
„ ten zou kunnen zien, en zulks onder de
, gedaante van kleine Belletjes, die zig van
, , het Hoofd naar de Staart en van de Staart
„ naar het Hoofd beweegen; dit is niets dan
„ een Inbeelding van dat flag van Philofoo-
„ phen , die altoos in de Boeken kyken. De
„ geheele reden van dit Verfchynzel legt daar
, , in, dat, wanneer men de Slak in Jt Water
, , werpt, altyd eenige Lugt in de Slym des
, , Lighaams blyft hangen; doch daar ,is nooit
eenige gefchikte beweeging in te zien, hoe
„ z y zig ook roert. Altyd behouden deeze
, , Belletjes haar orde en plaats, hoewel zy
, , inkrimpen en uitzetten met het Lighaam,
, , dat is op en van elkander fchuiven (* )” •
De Hoornflakken, komen hier in met de anderen
overeen, zo wel als in het Voedzel, ’t
welk zy nuttigen, beftaandein allerley Groente
en Vrugten; waar van, die malst en lekkerst
zyn voor den Mensch, haar het meefte
fchynen te fmaaken: doch zy onthouden zig
meer op open plaatfen en in het Geboomte,
wordende voor de brandende Zonnedraaien
door haarHoornagtigen Dop befchut.- Dat zy
geens-
( * ) BybeUer Nattturt, I. DEEL, bladz. H4'
A A R B - S l A n E Ni Ï45
geenszins van de Daauw, o f van haar eigen y jy
Sap Ieeven , is uit de fchade, die z y aan de A fdeeL.
Gewasfen toebrengen, blykbaar. x
Alle Slakken worden hedendaags erkend voor stuitT"
Hermaphrodieten, dat is Dieren, die zo weltaaiing;
Mannetjes als Wyfjes zyn , en dus de Tee l-
deelen der beide Sexen in éën Lighaam om*
draagen. Z y hebben die aan de regterzyde
van den Hals , alwaar een Opening is , door
welke zy een foort van Schaftje, dat taame-
lyk lang is , uitlaaten. Dit Schaftje flingert
zig, ten tyde van dePaaring, om het Schaftje
van de andere Slak, en wordt in een Opë-
ning, die naast de andere geplaatst is , inge-
ftoken. Ten opzigte van de langte dcezer
Schaftjes, o f derzeiver uitrekking en inlaating,
als ook van den tyd van Paaring, heeft in ver-
fchillende Soorten eenig onderfcheid plaats.
In fommigen zyn de Koppen met de Hoorntjes
byna Kruislings tegen elkander gevoegd;
in anderen op eenigen afftand van elkander.
Zo menze, op dien tyd , van één trekt, dan
ziet men de Schaftjes in haar geheele langte
uit de opening der Lyfmoeder van ieder Slak
te voorfchyn komen, en, met een wonder-
lyk üingerende beweeging, binnen korten tyd
weder in het Lighaam kruipen.
In de Huis-Slak, zegt S wammerdam, die Teelde«*
men in vogtige Kelders en aan de randen van len*
Regenbakken vindt, ontfluiten zig de Teeldee-
len met drie byzondere Openingen aan den
K Hals,