VI. , , Dit Geflagt, (by hem genaamd Sudes For-
^CX'Vlf ° f Palisfaaden,)” zegt hy, ver-
Hoofd« fcbilt van alle onze bekende Pennen daar in,
sTüK. dat de Stoffe, waar uit zy beftaan, voos is ,
terwyl die der overigen naast komt aan de
Spaath. Van de groote Vingers o f Pennen
deezer Zee-Appelen, merkt Rumpiiius ook
aan, dat zy voos en broosch zyn, laatende
zig affchraapen als K r y t ; doch de kleinen,
hoedanigen wy hier meest hebben, zyn dig»
ter van zelfflandigheid, en zinken in ’t Water
als een Steen. Dit m a a k t dan o o k , dat
deeze zig 20 Steenagtig aan ons vertoonen*
klinkende als Steen tegen elkander. Byna
rond aan het Voet - end, worden zy naar
andere end allengs driekantig, en zyn dik-
wils aldaar een weinig Roozekleur.
Aanmerkelyk is ’c, dat R umphius van deeze
Pennen meldt. Zo ’er , naamelyk, één
wordt afgebroken, terwyl z y aan het Dier
z i t , zo groeit het overige Stompje aan de
Wrat vast en beweegt zig niet meer. Daar
moeten dan niet veel van deeze Pennen bree-
ken, dewyl men ’er zo zeldzaam aan deeze
Zee-Appelen vindt. De Chineezen noemenze
Êvoaayfteenen, en houden ’er meer van tegen
verfcheide Ongemakken, dan van den Orïcn>
taaJfchen Bezoar (* ;. Sommigen, voegt hy
*er b y , worden door afüytinge aan het end
zo
(*) SE ba Darde Deel. Yerklaann» vjnPl, Xllf. f. 12,
D E ^ E E - E g E L E N . 517
zo Krytagtig, dat men ’er mede,"als met een VI.
Griffie, op Ley kan fchryven. Hy m e rk tx x v il"
ook aan, dat z y , op ’tStrand en tusfchen deHooFD-
Klippen zwervende, door den tyd in SteenSTUIC«
veranderen. Dit zelfde denkbeeld hebben de
genen, die den oirfprong der zogenaamde Joo-
den-Steenen van zulke Pennen afleiden ( * ) .
De verfchillende figuur nogthans en de Kom«
kommeragtigheid van de meeste Joodenftee-
nen, die ook veelal geftreept voorkomen,
heeft yeelen nog hier aan doen twyfelen:
tot dat men door de Waarneeming van z e kere
Zee - A ppel, die niet haare Pennen ver-
fleend zit in een Keyfteen, dienaangaande vo lkomen
is verzekerd ( f ) . En dewyl de
Pennen van zo verfchillende gedaante zyn ,
is het niet ongeloof baar , dat derzelver voosheid,
door de Verfteening, de gedaante op
verfcheide manieren doet veranderen: veeleer
, dan dat ’er op een zelfde Zee - Appel
Pennen zouden zyn van zo verfchillende figuur.
Sommige Joodenfteenen, echter, komen
’er vo o r , die niet geribd, noch 'gegranuleerd,
zeer dun en langwerpig, ja byna Rol-;
rpnd zyn: zo dat zy de Geftalte van eenige
Zee-Appel-Pennen volmaakt uitdrukken ( 4 0 *
Den
(* ) WALLERIUS Mineralogie, p. 485. &c.
( I ) Zie Pl. LXIV, in het X. Deel der Uitgezogte Ve-r-i
handelingen, bladz. 1x9.
(J J Zie KLEIN Echintderm. Tab. SS , S$«
K k 3