156 B e s c h r y v i n g v a n
VI. heb, vervullen byna de geheele holligheid des
A f d e e l . B u ik s ;
H o o fd * Sommigen hebben getwyfeld, o f men ’t
s t u k . voorfte deel van een Slak wel een Kop mogt
op°den^S noemen; P l in iü s vergelykt het by een Paar-
KoP* den, en anderen, met meer reden, by een
Osfenkop. Dit Lighaamsdeel, naamelyk, is
merkwaardig wegens zyne vier Hoornen,
waar van de twee grootften boven, de twee
kleinften onder haan. Beiden zyn zy van Ke-
gelagtige figuur, doch de eerften kunnen zig
het langfte uitrekken, eh krygen dan fomtyds
de langte van drie vierden Duims; de anderen
hebben naauwlyks een derde van die langte
, doch zyn zo wel als de eerften van binnen
hol, en aan ’t end met een Randje of
Zoompje voorzien, dat een Knopje maakt,
met een geelagtig Vogt gevuld. In de groot-
lte Hoorens wordt men, op ’t midden van dit
Knopje, een zwarte Stip gewaar, die zig byna
als een Oogappel voordoet.
o f het Oo- De Autheuren zyn verdeeld over 5t gebruik
gen zyn i van j eeze Ljghaamsdeelen. A lbertus verzekerde
dat het Oogen waren, hoedanigen men
baarblykelyk in de Kreeften en Krabben vindt.
A ld r o v an d u s tragte zulk te bevestigen door
een befchimpend ItaliaansCh Spreekwoord of
Vloekwensch (*). P e i j e r u s , L ist e r en ande*
(*) Ti vetiga il Cancre, dove haniie gli Occbi Ie Limagbt,
ld
d e A a r d - S l a k k e n . 157
t deren zyn van het zelfde denkbeeld geweest. VI.
j sommige wilden beweeren, dat het vier Ver-
I rekykers waren, welken de Natuur dit Schep-H o o f d * I zei geleerd hadt meer o f minder uit te fchui stuk.
I v e n , naar den afftand vank Gezigt (*)• Swam-
! m e r d a m vertoont zelfs de Gezigt-Zenuwen,
1 die van de Herfenen af komen, welken hy in I tw e e Bolronde deelen, gelyk in de Menfchen,
■ verdeeld vondt. Dat meer is , hy heeft, door
1 kwetzing van het Druiven - V lie s , onder ’ t
I Mikroskoop, met twee fyne Naaldjes, het Wa-
I teragtige en Glasagtige Vogt , benevens het
| Kryftallyn , zeer duidelyk kunnen onderfchei-
I den ( f ) .
Niettegenftaande zulks, durft men thans o f voelers
I maar ftoutelyk verzekéren, dat de S!akkenalleen?
I geen Oogen hebben fj-)* Zo men nog ge-
I zegd had, dat zy met de Oogen niet kunnen
I zien, zou de waarfchynlykheid alleeniyk te
I kort gedaan zyn (§'). Sommigen, evenwel,
ver-
! ld est. Auguror tibi Cancrum , eo loco quo Oculos fuos
I habent Limaces. Cancrum pro Cornibus.
(*) Exos est Anirnal , Fedibus fine & fine Spir.is, Testea
! Terga, gerens , Oculos producens atque rccondens, Ex Teu-
CRI definitione,
( t ) Zie Byhel der Natuur. I. De e l, bladz. 206. Tab. IV.
Kg. t. Zyne afbeelding van de Herfenen, Spieren en Z e nuwen,
die tot den K op , Eek en Hoorntjes behooren, ia
Kg. 6. is verwonderlyk.
(j.) Rom a be . Woordenboek der Natuur 1-jk.e Historie. Dort.
1769. Bladz- s 14.
($) Ut veto his iter prattentenr, illis videant, credibile eft,
LISTER. Hist. Anim. ybiglÏJt, p, 105,
I . D e e l . x iv . s t u k .