YL verre R o n d e l e t iü s . Men kan daar van uit
A fdeel, onze A f bedding, die naar zulke Diertjes, in
H oofd- mYne Verzameling berustende, getekend is ,
stu k. oordeel vellen.
zonder- Hier kan ik, gevoeglyk, nög fpreeken van
zèitjeClieP wekere fraaije Schepzeltjes, die op de Recde
pl. cxt. van Mallaga in Zee dryvende gevonden zyn,
’s' 5‘ en waar van de Afbeelding z ig , in Fig. 5 ,
vertoont. Jk zo u , naatnelyk, niet durven
verzekeren, o f dezelven tot den Eijerftok be-
hoorbn van .eènig Zee * Schepzel, dan o f het
ieder een Dier is op zig zelve. Men zietze,
aldaar, twee breed nevens elkander gevoegd,
en dus een foort van Streng uitmaakende, in
de Zee voortzwemmen ± terwyl die Streng,
als men dezelve opvat, aan Hukken breekt,
en dan heeft ieder op zig ze lf eene uitzettende
en toeknypeede beweeging. Dit pleit voor
het laatfte; doch e Waarneeme.r berigt ons,
dat hy uit fommigeh der grootften een klein
Garnaaltje heeft zien kruipen, en’ verbeeldt
z ig derhalve, dat het de Eijernesten zouden
zyn van èen Soort van Visch, o f der-
zelver Ku it, aan de Stranden o f Klippen ge-
fchooten. Ik weet niet, o f ’er voorbeelden
zy n , dat de E i je r n e s t e n o f Eijerftokken
zwemmen na dat zy geworpen zyn , en aangroei-
jen, gelyk dit in deeze Diertjes plaats heeft,
daar ik een Strengetje van heb, naauwlyks zo
dik als eèn dunne Pennefcbaft. Oók vinden
wy* by A ldrovandus., een Soort van Tetbyn,
, die
die eene Peeragtige figuur heeft, afgebeeld,
in welke fomtyds verfcheiderley Schaal- en
Schulpdiertjes voorkomen, die echter niet daar
in gebooren zyn ( * ) . En, zouden zy niet
zo wel daar in verfchuiling kunnen zoeken,
als de Kreeftflak in een Hooren. Voeg hier
by, dac ik een zodanig rond zwart Bolletje,
als zy aan ’t eene end hebben, door ’t Mi-
kroskoop onderzoekende , hetzelve uit een
ibórt van fyn Zandagtig Gruis bevonden
heb te beftaan. Dus zouden die Bolletjes
veeleer de Kuit fchynen te zyn van het
Diertje.
De grootften, die ik heb, zyn ongevaar anderhalf
Duim lang, en een half Duim breed.
De Geftalte is langwerpig o v a a l, met de
Rug rondagtig en den Buik plat. Aan ’t eë-
ne end, dat ik voor bet agterfte neem, loopt
de Rug in een fpitfe Punt uit. Het andere
end is ftomp, en een' weinig daar van a f ia
een aanzienlyke Mond o f Opening met dikke
Randen gezoomd. De zelffiandigheid is Lil-
agtig en als Kryftal doorfchynende: het L y f
van binnen hol. A lle , die ik heb, zyn langs
den Buik, in ’t midden, met een zeer fmal
Streepje, dat Stroókleurig is en ondöorfcHy-
nende, oveilangs voorzien, en z y hebben
het
(*) Tn his quandoque confpieiuntur Scyllari, Cancelli &
aha Crustacea: itemque Trochi, Turbines, aliaque parva 0*1
MCO* n * .a Z U 0 )B,.Vte..ly .a , . S'
, ^ C e
I. Deel, XIV, stuk.
VI.
A fd e e l
X X I V .
H o o fd stuk
»