VI. heeft, welke, een weinig beneden den boven:
AFXV\L* ^en Mond aanvang neemende, byna tot bene.
H oofd- éen toe neerdaalt, en, van daarjweder opftygen»
s t u k , d e , iri den laagften o f driehoekigen Mond eindigt.
Zo komt het hem dan niet onwaarfchyn.
lyk voor, dat het bovenfte Werktuig aan het
Dier voor Mond, het andere vonr Afgangs-
Opening o f Fondament, verftrekke.
C2) Zee-Scheede, die'glad is, hoogrood en ee»
nigermaate doorfchyaende.
n.
-Gelatine.
r*.
Litagtige.
D e tweede Soort van Tethyum, welke Bo»
h a d s c h de L il- a g t ig e , hoogroode, gladde,
zonder Borftelhaairtjes aan de Mondjes der
Werktuigen,_genoemd hadt, is , volgens hem,
omtrent twee Duimen laqg en anderhalf Duim
breed.' De zelfftandigheid is als middehlag
tusfchen Lil en Kraakbeen. De Openingen o f
Mondjes zyn langwerpig, en de Geftalte is
eenigermaate platagtig rolrond. Het overige
is in de Kenmerken uitgedrukt. Men vindt ’er
verfcheide Voetjes aan, als aan de andere.
Maar eenmaal was hem deeze Soort, aan een
ftuk Houts zittende, op het Strand by Castel
nuovo in het Napelfche, en wel op den 22 Augustus,
v001 gekomen. Het Dier leeft van Zee-
Diertjes, Monoculi genaamd, volgens D. V an-
DELLI.
(3 ) Zee-
(2) AscidU laevis, coccinea, fubdiaphana. Syst. Hat. X!l.
Bohadsch, Marin, 131. T, X, fig, 3,
ll ■ HIMhl h l MIMI lil I ' 1 ■ 1 wil ■ ! luw
(r\ \ Zee-Scheede, die glad, wit en Vliezig VL
A fdeel*
is. XV.
H oofd-
De derde Soort van den Heer B o h a d s ch *, s tulkij*
welke hem de zelfde fchynt te zyn als het intestina-
Dier, dat Jan us P lan cu s onder den naam^tmgt;.
van Mentula Marino,, die naar een Honden-£e*
Schaft gelykt, heeft voorgefteld en befchree-
ven, komt o f op zig zelve alleen, o f met
anderen van de zelfde Soort te famen gevoegd
voor: weshalve hy oordeelt, dat men d ie ,
niet oneigen, Tetbyimfasckulatum zoude noemen.
G unneru s geeft ’er den naam van Te•
thynm fociable, om die zelfde reden aan. De eze
heeft het aan de Kust van Noorwegen ,
zo wel als de andere in de Middellandfche
Ze e , waargenomen,- doch die Soort, welke
de Heer B a s t e r , onder dén naam van Zak-
pyp afbeeldt en befchryft, fchynt daar van
aanmerkelyk verfchillende te zyn.
„ Het geheele L y f van dit Schepzel, (zegt
v de Fleer B ohadsch, ) beftaat uit een dik
„ Vlies , naar de Darmen der Viervoetige
Dieren gelykende en witagtig ; zodanig
„ dat, toen my zodanig een enkeldTethyum
„ op het Napelfche Strand, reeds van Leven
„ be-
(3) Ascidia lavis, alba, membranacea. Syst. Nat. XII. Bo-
HADSCH. Ma r. 132. T. X. f. 4. Baster. Uitfpann, II. D,
p. 84.. T. X. f. s ? Tethyum fbciabile. A t t . üidros. in . p. 81*
T. III. Fig. 3 | 4.
I, De e l , XIV. Stu k ,