VI.
A fdeel.
XVI.
Hoofdstuk.
tv.
Judaica,
Joodfche.
T t . C 1X.
¥ ’gs 4-
„ in langtc verfchillen” . Men vindt ook een
fchoone mengeling van Kleuren , in deeze Zee-
N e tels , welke meest al vier o f v y f by elkander,
op een r y , onder Water voorkomende,
zig als zeer fraaije Bloemen vertoonen; doch
■ wier fchoonheid op de minfte aanraaking als
in rook verdwynt: dewyl z y haar Lighaam
intrekkende , en de Voelers binnen de Kelk
verbergende, wegens de aankleevene Vuiligheden
byna onkenbaar zyn. In de Poelen van
Zeewater omtrent Mounts-Bay, aan de Kust
van Cornwall, zyn z y veel.
(4) Z e e -N e te l, dis Rolrond is3 glad en geknot,
met de Voorbuid van binnen gegolfd en
glad.
Volgens de aanhaaling moet dit de Zee-
Teems zyn van Plancus, en mooglyk heeft
die eenige gelykheid met de derde Soort van
Gaertner, welker Afbeelding in onze -Fig.4,
zo als het Dier aan een Steen gehecht i s , en
zyne Straalen uitbreidt by Letter A , als ook
in een famengetrokken ita a t, by Letter B ,
vertoond wordt. D e ze lv e , naamelyk heeft
het Lighaam, volgens de befchryving, Ról-
rond, en altoos getekend met eenige ryën van
Knob-
C I .<4 Sinia cylindrica bevis troiicata, Piseputio interne undulato
J*vi. Syst, Nat, XII, Colmn marinum, Vlahc, de Conck, 43.
T. 6.
Knobbeltjes o f Klieren , die op regte lynen, VI.
van den Top tot den Grondfteun , aan deeze x v i ***
Rolronde Steel geplaatst zyn. Ieder ry be-H oofd*
Raat uit drie Kettingen van Klieren, w ie rSTUE-
middelfte aanmerkelyk grooter dan de twee
anderen is. In een 'volgroeid Dier hadt hy
nooit minder dan agt zulke ryën ontmoet. De
Kleur van de S teel, naby den Grondfteun,
is bleekrood, en het overige geel, met eene
graauwe Aschkleur gemengd. De Klieren
zyn byna van de zelfde Kleur als het L ig haam,
uitgenomen die van de middelfte Ketting
in ieder r y , welke hy altoos bevonden
heeft wit te zyn. Aan den omtrek van het
bovenfte gedeelte ftaan de Voelers, wier g e tal
van agttien tot zesendertig is , die van
eene half doorfchynende zelfftandigheid zyn ,
en witagtig van K leur, alleenlyk aaiiden bovenkant,
gelyk de Rug van fommige Slakken,
met dwarsftreepen • en bruine Vlakken, van
pnregelmaatige figuur, gemerkt. De Schyf
van deeze Z e e -N e te l is altoos verhevenrond,
en meest Oranjekleur, uitgenomen naar den
omtrek to e , alwaar verfcheide bruine Vlakken
zy n , by de inplanting van de Voelers o f
Armen. Op de minfte terging trekt het Dier
zyn Lighaam in, en verandert zyne figuur in
zodanig eene, als by Letter B vertoond wordt.
Hy hadt hetzelve alleenlyk in de Spleeten der
Klippen, in de Z e e , waargenomen en het was
niet gemeen aan de Kust van Cornwall, Tw e e
ver