VI.
A f d e e l ,
XXIV.
H oofds
t u k .
Polypus.
pus op te eeten, met de dood bezuurd.
Doch , welke bereiding daar toe ook gebruikt
werde, men vindt van G a len u s en andere
Geneeskundigen aangemerkt, dat het een ongezonde,
taaije, moeielyk verteerbaare Spys zy.
Het zal veel verfchillen, o f men groote dan
kleine neemt: want deeze laatlten zyn zelfs
tot Geneesmiddelen voor Kraamvrouwen aan-
gepreezen geweest. In ’t algemeen werden
zy geteld onder de dingen, door welken te
eeten de Geilheid wordt opgewekt en de Mannel
yke kragt vermeerderd (*_). Mooglyk zullen
z y , daar in, met de Oesters, Kreeften,
Haanekammen, enz. gelyk Haan ( f ) .
Ongelooflyk is het Gerugt, dat deeze Dieren
gemaakt hebben in de Wereld. Men heeft»
ze aangemerkt als een voorbeeld van zotheid
en van fchranderheid tevens. ,, De Polypus
„ is wel dwaas, (zegt A r is t o t e l e s , ) dewyl
„ hy de Hand van een Mensch, die hem
, , grypen w il, nadert, maar fchrander in zyn
„ Huisfelyke Zaaken, dewyl hy alles in-zyn
„ Wooning verbergt, dat hem -tot Aas kan
, , dienen, en, na hetzelve'opgegeten te heb-
„ ben, het onnutte, de Schaalen der Kreef-
„ t e n , Schulpen en Graaten der Visfchen,
» weg-
(* ) Eulbi, Cicer, Fabs, Polypodes, Conus, inter Edulia
ntulti Seminis recenfentur a Galeno.
( f ) In Cibo apponi debet rubens ex fuo Condimento,
<)uod Co&ione, addito Nitro, in mbrum venicur. L ister.
wegfmyt” . Anderen getuigen van zync
loosheid, daar in , dat hy zyne Kleur gelyk
zou maaken aan de Steenen, waar by hy
zig ophoudt, om de Visfchen te bedriegen.
Het gene O v id iu s in Vaarfen gezegd heeft
van de manier, op welke hy de Netten en
Hoeken der Visfcheren weet te ontkomen,
is door I s id o r u s in Onrym nagevolgd. Over
de verandering van' Kleur, hoe groot die z y ,
Hemmen nogthans de Autheuren niet.overeen,
hoewel A m b r o s iu s daar uit ook de toepas»
fing afleidt, op Menfchen, die, het gene anderen
toebehoort, door bedrog tragten magtig
te worden P l u t a r c h u s fteltze tot een
Zinnebeeld van Vleijery o f van Geveinsdheid;
anderen van Hebzugt o f Gierigheid: anderen
fchryven, dat de genen, die een Tyrannifche
wreedheid over hunne Medeburgers o f Onder*
hoorigen oefenen, den Polypus gelyk zyn. By
den Duivel- ze lf hebben eenigen dit Schepzel
vergeleeken.
De Eigenfchappen van den Polypus gaven
ook aanleiding, tot verfcheide Spreekwoorden.
Wegens de Geveinsdheid zegt S o p h o c l e s ;
•wanneer gy by een Mensch zyt9 zo ‘weest indag-
tig, dat de Polypus zyn Naiuuriyke Kleur ver-
andert naar de Steenen, by welken hy zig bevindt.
VI.
A f d e e l ,
XXIV.
Hoofds
t u k .
Polypuf.
Spreekwoorden.
( * ) Et ideo cavendi funt, qui Crînes fuæ fraudis, &
"Brachia longe lateque dispergunt , vel fpeciem induunt muU
t-iformem. Et isti enirn Polypi funt, nexus pluiimos haben-
te s , Scc. Hexam. C. 8.