Y1* dus afgebecldj waar uit dan blykt, dat men
Xiv.* O0^ santreft in onze Wateren. Het een
Hoofd- en andere geeft Stoffe tot nader onderzoek,
STUK.
Cirrofa. Water - Duizendbeen, die- zeer lange V e e ■
<3ebaatde. Iers aan den Bek, en den Kop wederzyds
met tien Baardjes heep,
Op de Rotfen van Noorwegen, onder in dc
Z e e , onthoudt zig deeze, volgens Koenig,
die een rood Vogt uitbraakt, waar' door het
Water een Bloedkleur krygt. Het L y f is
rood, Wormagtig, met vyfenzestig Infnydin-
gen, wederzyds voorzien met twee ryën van
Borftels. Aan de de zyden van den Kop zyn
wederzyds tien Draadem, doch aan den Bek
zeer veelen, eens zo lang. Zou dit nog. het
Haring-Aas o f Roed-Aat niet z y n , waar
van op ’t end der Duizendbeenen is gefpro-
ken? (*)
iv. (4) Water - Duizendbeen , die twee Voelers
cthZm5: ' aan den K°p heefi> hyna zo lang dis V
de. Lyf-
Zeer eigen is , op de uitwendige Vertooning,
OH'
(3) 'Hereis, tentaculis Oris longislunis, Capite utrinque
Cirris décem. Syst, Ndt> XII.
C ) zie ’t voorg. XIII. Stuk, bladz. 5*0.
(4) Nerëis, tentaculis Capitis binis, longitudine fêre Cor„
poris. Opuse. Subcss. II. p. i j *. EASTER Uitfp arm. II. Deejl3
p. 149. T. XII. f, 2,
onze bynaam; van Gehoornde. De Heer B a s t
e r , die deeze Soort ontdekt heeft, geeft ’e r ,
met niet minder regt, den naam van de kleine
Zee-Duizendbeen met zeer lange Grypers,
aan. Immers zyn Ed. heeft waargenomen, dat
de gedagte Sprieten o f Hoorntjes, aan het Dier,
voor niet minder Werktuigen om aan te gry-
pen, vast te houden en naar zig te haaien,
verltrekken, dan de *Armen aan de Zoet Water
Polypen. Wenfchelyk ware h e t , dat men
van het gebruik, waar toe deSprieten o f Hoorntjes
aan de Infekten in ’t algemeen ftrekken ,
ook dergelyke blyken had.
Dit Diertje, nu, ’t welk zeer klein moet zyn,
dewyl het zig in een Kokertje, dat niet meer
dan een halve Lyn dik en maar één o f twee
Lynen lang is , onthoudt, komt dikwils voor
op Steenen, Oesters en andere Schulpvisfchen,
die van den Grond der Zee opgehaald worden,
volgens den Heer B a s t e r . Het onthoudt zig
in de Oceaan', zegt L in n ^ u s , van Aardag-
tige deeltjes Cylinders formeerende., die boven
den Grond uitfteeken, binnen welken het
huisvest en met üitgeftoken Voelertjes naar
Diertjes vischt. Deszelfs Kokertje alleen maar
uit Slyk o f losfe Zandjes beftaande, die het
onder ’ t Oog van den Waarneemer famenhecht,
kon het eigentlyk niet betrokken worden tot
de Koker-Wormen.
C5) Waï.
Deel, xiv. Stuk,
VI.
Afdeel.
XIV.
H oofds
t u k .