A fd e e l .
XVI.
H o o fd *
STUK.
IL
Senilis. ■
Oudrnans
Schaft.
(2) Z e e -N e te l, die byna Rolrond is en overdwars
gerimpeld.
Ik verftaa de aanhaalingen niet, dan alleen
in zo verre, dat hier de tweede Soort van
den Heer Ba s t e r , zo even gemeld, bedoeld
worde, die men in de befchryving der Sweed-
fche Dieren voorgefteld vindt onder den naam
van Oudmans Schaft. De Italiaanen geeven ’er,
volgens hem, den naam van Potta di Mare, de
Franfchen dien van Gul de Cbeval o f Cul d'Ane
aan, en de Latynen hebbenze Podex Marinus Es-
culentus getyteld. Ik wil die benaamingen liefst
niet verduitfchen, noch ook gebruik maaken
van de naamen, die ’er door de Visfchers en
dergelyk ruuw Volk, in onze T a a l, aan gegeven
worden. In ’t Noorden vindt men dit
Schepzel, op eene meer dubbelzinnige en dus
minder aanftootelyke manier, Zee-Kous getyteld.
' Plancus heeft ’er ook den naam van Uitge-
fpreide Z e e -N e te l, die naar een Anjelier ge-
lyk t, aan gegeven ( * ) , yolgens den Heer
Gro-
(5 ) Aclinia fubcylinilriea transvejrfe rugofa. Syst. Nat. XII.
Urtica major, rninor. Jonst. Exfang. Tab. XVIII. f . 2. Actinia
rugis orbicularibus, Pröboscidibus multis tenuibus. Bast.
Subf. 3. p. 122. T . 14. f. 2. T. 13. f. 2. J?riapus fenilis.
Faun. Suec, 2103. Soekufe. Strom. Sondm. 204.
(* ) Urtica foluta Caryophyllutn referens, feu Podex mari-
lius esculentus. PLANC. de Coneh. minus ntttis, p. 43. Tab. IV.
fig. 6.
G ronoviüs, door wien het Dier aldus be* VI,
fchreeven wordt. ., De Voet is zeer breed
' en plat, uitgebreider dan het L y f , dun,HooFO-
„ met een geheelen Cirkelronden Rand; het stuk.
,, L y f week en verfchillettde gedaanten aan-
,, neemende; in het doode Dier kort, naakt,
,, dik, een weinig fmaller dan de V o e t ,' en
,, met dwarfe Rimpels omgeven: de bovenfte
„ Zoom dik, gerond, met ontelbaare Voe-
„ Iers, dje een weinig korter dan het L y f
„ en ongelyk van langte z y n , vergroot ;
„ hebbende in ’t middelpunt eene langwerpi-
, , ge holligheid, waar in een Mond dié zeer
, , uitrekbaar is. Als dé Voelers en bovenfte
, , Zoom famengetrokken zyn , neemt het L y f
de gedaante van éen Tepel aan, doch, met
„ de Zoom uitgebreid, vertoont het een
,, Honds-Aars. In de Noordzee wordt hec
s, aan Steenen, Oefter - Schulpen en Keijeri
, , vastzittende gevonden, welken het doch
,, naar welgevallen verlaat, om zig te ver-
,, plaatzen: de Heer B aster heeft ditSchep-
„ zei omftahdiger befchreeven ( * ) ” .
De Heer Gronoviüs laat hier een andere
op volgen, die hy de zwarte Klootrondagti-
noemt, zynde glad en den Mond alleen-
lyk met Voelers omringd hebbende. Zyn Ed.
getuigt dat deeze zig by 'de eerfte, doch
niet zo menigvuldig onthoudt. Z y zal mooglyk
(*) Gron . A B . Helvet. Vol. V. p. 373.
S £