VI.
A f d e e l . Xxvi. Hoofdstuk.
niets daar yao kuopeft yraarneenjeij. tiy voiidé
geeft onderfcheid der Teeldeelen en melde ons
van de Teeldeelen zelf niets ter wereld: doch 2yft Ed. hadt waargenomen , dat de Zee sterren
> in de Maanden Maart en April, vol
Eijeren of Kuit warep. Hier uit mag men dan befluiten, dat' zy ten minfte niet uit te
zonderen zyn van i den algeipeepen Regel
yan HarvjeuS; P f t iw e^ Q v p : hoewel er jn dezelven nog eenige andere be k w aamheid tot vermenigvuldiging plaats heeft, zeer met die
der Zoet-Water Polypen overeenkom ft ig
J5 Het baart (dus fpmekt myn hooggeagte
- Vriend,) een groote verwondering, dat
** een Zee-Star één van zyné Punten kan
j, verliezen , en egter blyven leeveh § en dat
, aö eene Punt wederom tot een geheel Dier
j, kan groeijen. Doch uit dceze befchryving
;s blykt, dat elke Punt zyn eige byzondere,
3) zoo tot Voortteeling als tot Voeding noo-
j cjig Zynde Ingewanden heeft, en daar door
- als op zig zelven kan beftaam Waar door
93 het ook mooglyk is> dat een Zeeftarre,
„ een Punt afgefneeden zynde, of gelyk de
„ Kreeften, dóór ingefchapen Vermogen, zig
m [die Punt] van zelfs kwytraaakende , zoo
een Punt wederom by de andere vier kan
j, aangroei jen, of ook wel 6p zig zelfs tot
„ -een geheel Dier worden (*)”.
( * ) Natuurkundige Üitfpamm[ett. I. Deeïï, bladz» 137.
Nutteloos, mogen wy vastftelien, is ’er VI.
niets in de Natuur gefchapen. Terwyl aller- x x v f 1"*
ley Visfchen, en de Kwallen ze lfs, tot Spy-Hoot-D-
ze dienen voor andere Zeefchepzelen, zal men^T^ - i
dit eind - oogmerk van den Schepper hier aan
niet weigeren kunnen. Dat meer is , de kleinen
worden zelfs, van deVisfchers, fomtyds
aan den Hoek geflagen tot Lok - Aas. Hoe
veel Zee-Vogelen aazen niet op eenigen van
deeze Sterren o f Vyfhoeken? W il men de
genen die Doornig o f met Stekelen bezet zyn
daar van uitzonderen: ’t is redenloos. De
Rhinoceros, immers, aast op een fcherp gedoomde
Heester, die hem tot eene lekkérny
verftrekt. Wat reden dan, dat de Haaijen
niet deeze Spys zouden verduuwen kunnen;
daar men zeer dikwils kleinen vindt in de
Rob derSchelvisfchen?
Verfcheide Soorten van Zee-Sterren, zelfs,
zyn voor den Mensch eetbaar. Die maar
drie o f v ie r , ze s, agt, twaalf Armen hebben,
fluit, zo A l d r o v a n d u s aanmerkt, B e l l o n iu s
daar van uit. Ook acht hy de zodanigen
niet eetbaar, welke met lange, ronde Baardjes
bezet zyn , en die de Geftalte van een
Zon, meer dan die van eene Ster, naboot-
zen ( * ) ; als ook die de Armen vierhoekig
o f
O ) De zogenaamde Z e e . Zonnen of Capita Meduftt worden
evenwel in Oostindie gegeten, gelyk wy ftraks zullen
zien. Ee