76 B e s c h r y v i n g V A N
VI. leggende o f zo even eerst geftorven zynde ,
A fd e e l . w a s van het eene end tot het andere zestien
H o o fd- Liniën lang en daar van hieldt de Hals drie
stuk. Liniën, zynde van boven ééq Linie breed en
Worm. digt aan het L y f twee Liniën: het L y f, overdwars,
op zyn breedste agt Liniën , en by
het Staart-end, dat is op zyn fraaiste, maar
anderhalve Linie. Den Worm, zo veel moog-
lyk , uitrekkende, kon hy hem over de twee
Duim lang, en tot twee Liniën fraai maaken.
Leid’ hy ze ia W a te r , en liet ze daar een
Nagt in, zo waren zy in langte en breedte
uitgezet; doch in Brandewyn krompen zy wat
in. De dikte van het L y f was, aan den ui-
terften rand, een vierde van een Linie, doch
in het midden byna driemaal zo veel.
Mond-en Het Mikroskoop gebruikende zag de Pas*
opeTing" toor, hoe de oppervlakte der Wormen geens-
dc zelfde, zins zo glad ën glanzig ware, als die zig
voor ’t bloote Oog vertoonde, maar dat dezelve
als met fpitfe Schubbetjes was bekleed:
daar, niettemin, de beide Aderagtige Hoofdkammen
zo w e i, als derzelver zydtakken ,
zeer fchoon zwart-blaauw doorblonken. De
bovenfte Opening van het Halsje w a s , zeer
duidelyk, door de roodheid en digte zelfftan-
digheid van haaren Rand , van de overige
doorzigtige Vleezige deelen des Worms te
onderfcheiden. Men zag dezelve zig nu ver-
wyden dan famentrekken, nu openen dan
{luiten, , , Dewyl ik ook (zegt zyn Ed.) op
» geeö
E B a n d w o b M e n . 77
„ geene plaats' des Lighaams eenig Vogt o f „
„ Vuiligheid hadt zien uitgaan o f kunnen uit- * y ,
, , drukken , dan alleen uit deeze Opening, H oofd-
„ alwaar dit met beiden tege lyk gefchiedde,
„ zo fchynt het, dat deeze Opening de Mond Worm. a
„ en tevens de uitloop voor den Afgang z y :
„ hoedanig iets van veele andere Dieren, in-
, , zonderheid van Water- en Zee -W o rm en ,
,, als ook van Slakken, reeds overlang be-
,, kend is en betoogd. Misfchien dient één
, , der Adéragtige Hoofdkammen om het Sap
,, door den Mond in te voeren, en de ande-
,, re , öm hetzelve door even de zelfde Ope-
,, ning weder uit te werpen” .
W y fpraken hier voor van eene Rolagtige Het Kmi-
verheffing als een dun Darmpje, by den Hals Haakje,
van dëezen Worm. De Heer C amper H e k k e n
dat ’er tweederléy zyn , met eri zonder dit
Krulletje; doch o f zulks een vérfchil in Soort,
dan in Geilagt Ware, durfde hy niet bepaa-
len (*). Zyn Ed. fchynt niet geweten te hebben
, dat de Heer Sch a e f f er omtrent dit
Lighaamsdeel, ’t welk deeze een Haakje noemt,
tien Jaaren te vooren reeds nader ontdekkingen
hadt gemaakt ( f ) , waar uit bleek, dat het aan
• alle
f f ) Verhand., ever de Platte Leverwormen van het Vee; als
boven: bladz 315.
ft) Want anders zou zyn Ed. niet gefchreeven hebben.
Indien wy alles hy een voegen , is de befchryving van dit ONDIER
zeer onvelhomen. bl. 313. Noch ook niet. Het Dier»’*
te doorfthynend en te teder van maaksel. om hei met een Ver>
groetglas behoorlyh na te gaan. bl, 314.
I. De e l , XIV. St v k .