v t .
A fdeel.
XXV.
HOOFDSTUK.
Gebruik
der Kwal.
Jen.
het Spaarne tot deeze Soort, zo wel als tot de
voorgaande, konde behoojen ( * ) . Aan L oef-
LiNG zyn zy op zyn Reistogt uit Spanje naar
Zuid-Amerika, in de Ocfeaan dtyvènde, voor-
gekomen. By zyn Overtogt, vanOeland naar
Calmar in Sweeden, zag L innaïus dezelveli
by duizenden in ’t Water flikkeren, zo dat
de Zee zig als een Hemel met helder fchy-
nende Sterren voordeedt op den klaaren Dag,
Dus vondt hy ze ook overvloedig op zyn West*
gotthifchen Reistogt, en geeft ’er de A f beel.
ding van, die wy in onze tweede Figuur, op
Plaat C X I I , mededeelen.
Waarfchynlyk zullen het dergelyke Kwallen
z y n , daar de Heer K a l m , in zyne Aanmer-
kingen over deNatuurlyke Historie van Noorwegen
( t ) , van fpreekt, en zegt dat men de-
zelven aldaar Manietter noemt. „ Z y worden
, , ’e r , by Zomer, in ongelooflyke menigte,
„ (zegt hy) gevonden, doch laat in de Herfst
„ zyn zy allen weg. De Strandruiter, St a f ,
j, in Gothenburg, berigtte, hoe zy byna het
3, zekerfte Middel zy n , om de Weegluizen
93 te verdryven, hebbende z e lf zulks dikwils
, , beproefd. Het gefchiédt op de volgende
„ wyze. Men verzamelt een menigte van
,5 deeze Kwallen, legtze in een Vat en roertze
(* ) Zie het II. De e l van zyn F.d. ÏJitfpandingen, M. 59.
Aant.
( f ) SiokJiolmfe Verhand. X. DEEL, p. 198 , enz..
„ ze wel, beftrykende vervolgens daar mede VH
„ het Houtwerk, waar in de Weegluizen x x v .*
„ zyn. In ’t Voorjaar, nog zeer klein zyn Ho o fd .
„ de, Worden zy van Dorfchen, WitvisfchenSTÜK*
„ en anderen verteerd, doch , als zy wat
„ grooter geworden zyrt, wil ’er geen Visch
„ meer aan” . Elders verhaalt hy , dat zy in
’t eerst naauwlyks zo groot als een Hazelnoot,
doch naderhand dikwils een Elle over ’c
kruis zyn (*).
Dit laatfte zal waarfchynlyk veroirzaakt Brandends
worden door de brandende Eigenfchap van|jfa^ '
deeze Manietten o f Manetten, anders ook
Urticce Marm cE o f Zee-Netels genaamd, die
men aan deNoorfcheKust, met fommige Zeestarren
en de Zee-Zön (Caput Medufo), onder
den algemeenen naam van Troll begrypt, volgens
den Heer Pont o p p id a n s . Dat hy ’er onze
Kwallen door verllaat, blyktuitde befchry-
v in g ,'d ie hy van deeze Manietten geeft ( f>
„ De Geftalte (zegt zyn E e rw .) is rond,
„ byna gelyk een klein Tafelbord, van boven
„ verheven, van onderen vlak en een weinig
, , hol; daar benevens week, glad en door-
„ fchynende, als Slym o f L il , doch digt te
., famen hangende en met een Kruis o f een
„ foort van Streep getekend, die blaauw, wit
„ en roodagtig is. Lenigen hebben, aan de
„ on-
(*) Kalms Reizen, i. T h e il l . p. 127.
( t ) Naturl. Hist. von Norwepn, U . T hkit t. p, 3+t<
I. Deel. xiv. stuk.