VI.
A f d e e l *
V.
H oofds
t u k .
Lever-
Worm,
Levenskragr.
„ en dunner maaken, zo is bier uit ook ligt te
„ begrypen, dat zy hunLyf naar allerley ruim»
, , ten kunnen plooi jen, om door de naauwste
„ Galbuisjes ook? te pasfeeren en daar in te buis-
„ vesten.
„ Menigmaal buigen deeze Wormen, in
> het kruipen, hunnen Hals zo krom, dat het
„ fchynt,. als o f dezelve, door het daar over
, , heen gaande Lighaam, geheel verdrukt zou
„ worden; ’t welk my doet denken, dat de-
, , zelve hun, met en benevens deszelfs boven-
„ fte Opening, in zekere Gevallen, vooral
„ wanneer z y voorwaards kruipen, mede die»
, , nen moet om zig vast te zetten ; offchoon
, , z y anders , in het kruipen door de gedagte
„ golfagtige beweeging des Lighaams, met de
„ Slakken volftrekt overeenkomen. Verder
, , nam ik , doch zelden, waar, dat zig de
, , voorgemelde Rolagtige verheffing, op het mid-
„ den des Buiks, in het kruipen, van z e lf
, , wat uit - en inwaards begaf. Ziet men dee-
„ ze Wormen enkeld kruipen, dan hebben z y ,
, , zo wel in Geftalte als in K leu r , een vol-
„ maakte overeenkomst met een verdord
„ Boomblad, waar van de Steel door den Hals
„ voorgefteld w o rd t, o f nog beter met de
, , Bladeren van dat Kruid, ’t welk van de
„ Kruidkundigen Sideritis gkhra si nen fis 'ge-
,, noemd wordt.
„ Ik wierp deeze Wormen in verfcheiderlei
, , Vogten, om te onderzoeken , in welken zy
39 hun
hun Leven langst o f kortst behouden zouden. VK
” in zeer koud o f zeer heet W ater leefden ■ ^F^ EL»
z y twee o f drie Minuuten. In laauwagtig Hoofd-
Water hielden het veelen wel een KwartierShTevUeKr-*
5) Uurs u i t , en hunne beweeging met den ivarm.
„ Hals, het L y f- en het Staart-end w a s , in
, zulk laauwagtig Water, die zo genaamde
, Slangagtige , welke men in alle Bloedzui-
„ gers gewoon is waar te neemen. In Wa-
„ ter, met Z oud gemengd, leefden zy naauw-
„ lyks eene Minüut. Het fchielykfte kwamen
, zy om, en vielen als oogenblikkelyk dood
„ op den Grond, wanneer ik ze in laauwen
„ fterken W yn - o f Bier - Azyn wierp, en wel
n in zulken, dien ik vooraf met Zout voor-
„ zien had. Dergelyke uitwerking zag ik ,
,, wanneer ik ze in fterken Bran de wyn liet
„ vallen. In Olie leeven zy het langste, ge-
,, lyk dit ook plaats heeft met de Bloedzui-
| gers- . . P
De Heer S ch a e f f e r vondt deeze Diertjes Grootte,
van verfchillende Grootte in een zelfde Schaa-
pen - Lever. Eenigen waren een Duim, en daar
boven, lang ; anderen naauwlyks een Linie o f
een twaalfde Duirns, en daar tusfchen kwamen
wederom anderen voor, die van meer o f
minder Grootte waren. De oirzaak van dit
onderfcbeid leidt hy niet alleen van den Ouderdom,
maar ook van meer o f minder gezondheid
en overvloed o f gebrek van Voed-
zei af. Een zodanige Worm, volkomen ml
leg*