WBsm
STHS9
J
1
nIHÜp iHi li
« l i l
1 9 1 1 1 !
So B E S C H R Y V I N f t VAN
VI, kieurd Vogt o f Vuiligheid uitdrukken kon 3
A f d e e l . van onzen Pastoor , voor de Vrouwelykheid
H oof*d - van de Leverwormen gehouden, „ Z y was,
s t u k . 5J gelykerwys de bovenfte Hals - Opening , niet
„ eenen Ringvormigen, Spieragtigen Rand om-
„ zoomd. Men zag zeer duidelyk , hoe zy
,j van binnen met drie, tegenover elkander ge-
„ plaatfte, dikagtige Spiertjes voorzien ware,
„ van welken ieder in ’t byzonder een Drie-
hoek voor Oogen ftelde. Deeze Spiertjes,
„ elkander aanraakende, flooten de Opening
„ van binnen buitenwaards, maar, als zy van
buiten ingedrUkt werden, zo ging dezelve
„ open” . Dus geleeken z y naar Klapvliesjes,
en feheenen vry wel met die van ’ t Menfche*
lyk Kart , welke men de Driepuntige W H
v u Icb tricuspidales) noemt , overeen te komen.
O f de Eijeren door deeze Opening ook uitgeworpen
werden, kon hy niet verzekeren,
doch het kwam zyn Ed. zeer waarfchynlyk
y o o r , inzonderheid, na dat hy ontdekt hadt,
hoe de bruine Klompen, dïe zig van buiten
in h e tL y f vertoonden, niets dan deEijerftok-
ken waren. Hier toe kwam hy niet, dan door
het doorfhyden van den Worm, midden door
het Vrouwelyke Lid , waar onder die bruine
Klompen lagen, heen. Dus vertoonden zig de
beide Openingen der Aderftammen in de witte
, kleverige en korrelige zelfftandigheid van
het Lighaam. „ De bruine Klompen lagen
ü wat naar buiten, en, als ik dezelven ten Jm
De Eijer-
ftokken.
E B a n d w o r m e n » 81
vollen uitdrukte, hingen zy aan twee Draa- v i.
,, den te famep, en. w a ren, in verfcheide A f d e e l .
Wormen, van verfchillend getal en groot-HoV'D
„ te: ook in een zelfde Worm niet allen v a n STUK.
„* de zelfde grootte, en van gedaante zeer on- Worm*
,, gelyk. De meesten hadden een getal van
„ ongevaar agt. o f tien zodanige Klompen,
waar van eenigen drie vierden van .een Iftnie
,, lang en ééne Linie breed; anderen grooter,
„ anderen kleiner waren.. Ieder Klomp, op
„ zig zelve , was in een Vliesje beflootenis
„ daar ik, een getal van meer dan duizend Ei-
jeren uitperfte ,, en hier uit was blykbaar,
„ dat deeze bruine Klompen nipts anders dan de
Eijerftokken waren.' , De Eijeren z e lf waren
„ langwerpig rond, wit en doorfchynende: z y
lagen in hunne Eijerftokken taamelyk ge»
„ fchikt, en by laagen, nevens en boven el-
j, kander, doch buitten het Water vielen z y in
,, plooijen te famen.
„ Offchopn h e t, nu, wel niet waarfchyn-
lyk is , dat onze Leverwormen buiten de
twee Aderagtige Hoofdftammen, derzelver
„ Takken o f uitbreidingen en de overige, van
i, my befchreevene Deelen, niet nog andere
» Vaten, zo wel tot Ademhaaling als tot an-
dere Dierlyke eigenfehappen, hebben zou-
„ den; ben ik doch, niettegenftaande mynvjy-
„• tige nafpooringen, niet verder in deeze
„ Ontdekking gekomen. Eveneens is ’t my
J gegaan, toen ik my de moeite g a f, öm, in TL, ■ ... F óe I. De e l . XIV. St o k .