VI. dat de groote zwarte Paard - o f Ros - Egel in I
A f d e e l Duitschland dien naam voert, om dat negen I
Hoofd- daar van een Paard zodanig kunnen uitzuigen, I
sTuic. dat het zyn Leven verliest. R o e se l fpreckt I
van een zeer kleinen Bloedzuiger, naauwlyks I
een vierde Duims lang, die niet in alle ftaan- I
de Wateren, maar in fommigen zeer menig- I
vuldig gevonden w o rd t, en de Jongens, die I
met bloote Voeten in zulk een Water komen, I
zo hevig aanvalt, dat zy dikwils Van Pyn I
luidkeels fchreeuwen, en altoos met Bloedige I
Beenen naar huis gaan. T o t Medicinaal ge- I
bruik zal men ook geenen neemen , • welke in I
V y v e r s , Moerasfen o f ftaande Wateren voor- I
komen; dewyl men zig verbeeldt, dat die ec-
germaate vergiftig zyn.
Onder alle de nadeelen , die de Bloedzuigers
kunnen veroirzaaken, is echter geen zo
groot, dan het welke zy inwendig doen. By
toeval binnen den Endeldarm gekroopen zyn-
d e , ontftaan daar uit deerlyke Toevallen, en,
wanneer men ze met Water inflokt en dus in
de Maag k ryg r , niet minder. L emery verhaalt,
dat het een goed Middel daar tegen
z y , den Lyder zout Water te laaten di'in ■
ken: want men we et, door Ondervinding, dat
z y niet tegen het Zout kunnen, en dat hetz
e lv e , op hun L y f gelegd, hun doe: los laa- I
te n , als z y uitwendig aan het Bloedzuigen I
zyn. Vervolgens wilde hy een Mercuriaale j
Purgatie ingegeven hebben. Z w ikgerus verhaalt
haalt (*) , dat door hem een Vrouwsperfoon VI*
behandeld z y , welke op de Reize Water &e-
dronken, waar in kleine Bloedzuigertjes wa-HooFD-
ren, en dat hy dezelve genezen had, door hetSTÜK-
ingeeven van een Braakmiddel, het welk haar
deeze Dieren deedt uitwerpen, die zeer groot
waren geworden, geduurende hun verblyf in
de Maag, dat aan de Lyderes onbefchryfly-
ke Pynen hadt veroirzaakt. De Kuur werdt
van hem voleindigd, door haar eenigen tyd een
Wonddrank te laaten inneemcn, welke haar tot
de voorige Gezondheid bragt.
Rondsletius fpreekt van een Bloedzuiger, vergiftige
die de langte van een Vinger heeft, en van
Geftalte is als de anderen, doch zo f t y f , dat
hy zig niet kan uitrekken o f inkorten, be-
weegende flegts den Kop en Staart. H y leeft
ia de Modder o f Slyk, en deeze Soort is , volgens
hem, Vergiftig, niettegenflaande zy aan
de Visfchen, die zig in de Slyk onthouden;
tot Voedzel ftrekt. In zeer oude Olie gekookt
j zynde, wordt dezelve gezegd een uitmuntend
Middel te zyn tegen de Oorpyn. Ook gaf
rmen voor, dat dit, Dier, in Olie van zoete
: Amandelen gekookt, dienstig ware tegen de
? Ambeijen, en, in Wyn gekookt, tegen de Zenuw
kwaal en en Stuipen.
In andere Wereldsdeelen zyn ontzaglyke
Bloeden
Efbem. Ndtur*. Curioforum , Cent. VII & VIII.
pag. 59*