503 B E S È H fv Y V I N G VAN
VI. n (vermoedelyk door een Natüurlyk Gevoel *
XXVII** >» ’c we^ Schepper dit en de meeste Die-
H oofd- „ ren, tot hun behoud, ingegevèn h eefc,)
«t u k . „ befpeurde, dat ’er een Storm op handen
„ z y , o f dat de Zee zou gaan woelen, een
, , Steen aanvatte, om daar door zwaarder te
,, worden-, en tevens zig aan den Grond der
Zee vast ging hechten, en, wanneer het
j, Zeevolk dit fomwylen gewaar wierd, dan
„ ging het zig met zekerheid een Storm
,, voorfpellen. Ten tyde van P liniu s is dit
reeds bekend g ew e e s t Hy berigt ookr
dat de Sïciliaanen, volgens hunnen Smaak,
. dien men zeer wonderlyk mag noemen, dit
, Dier voor eene zeer lekkere Spyze hielden,
\ fcheppende, na dat de Schaal geopend was,
, alles, wat zig daar in bevondt, met een
„ Lepel daar uit ( t )♦ Hoedanig de Schaal
„ van dit Die r , die zonder twyfel een koste-
i9 lyk abforhens i s , met voordeel in de Ge-
„ nees-
(*) Traditnt fxvitiem Maris prxfagire eoS, correptisq"®
operaii Lapillis mobilitatem pondexe ftabilientes. Nolunt vo-
lutatione Spinas atteiere, quod ubi videre Nautici, ftatirr»
plutibus Aüchorii' Navigia infxxnant. Hist, Nat. Lilw. IX,
Cap. j i . * . ,
( t ) Qui Cochleaii utuntur, ciim Ovis & Excrementis de-
rfutiun*. Hos pet jocura (fccëtón , abfumere cuttf ötfis ac.-
tum & magnum, dicere volebam Urinam & Stetcora corum.
Doch Shaw , die in zyne Reizen naar de Levant deeze Zee.
dieren Ze e - Eijercn, Otafs tu Mer, noemt, geeft berigt,
dat het eigentlyk maat de Kuit is , die metEPepet en Azyn ,
inzonderheid by Volle Maan, zo fmaakelyk geconfumeern
wordt.
© E z E Ï-E GELEN. 5©I
neeskonst gebruikt kan worden, toont W or- VI.
? , , ,, „ A f d e e l .
Mius in zyn Miijeum, p. 201, aan . XXVII,
De Amboineezen, zegt R u m p h iu s , kooken HooFDr
,de Zee -Appelen niet altyd , maar leggenzeSTUS*
pok wel omgekeerd op gloeijende Kolen,
waar door het Vleesch harder wordt en beter
van de Schaal a f ' te fcheiden is. De Eijeren
zyn by hun zulk een lekkerny, dat zy die
verkiezen boven het Hoenderen-Vleesch: tot
welk oordeel een Européer naauwlyks is te
brengen. D io s c o r j d e s , evenwel, geeft ’er
mede dat getuigenis aan, dat z y dienftig voor
de Maag zyn en het Water afdryven. Dat
z y , by een aanftaande Onweer, zig met
Steentjes belaaden zouden, om te vaster te
Haan en van de Baaren niet weggefmeeten te
worden, zulks hadden de Inlanders njet qp-
gemerkt. My dunkt, het zal daar yan daan
komen, dat z y , de Zee beginnende te woelen,
daar tegen zig aan den Grond vast houden
; ’t welk dan van ouds dit denkbeeld heeft
kunnen geeven; ev§n als het laag vliegen dpr
Zwaluwen en andere Onweersvogelen zeker-
lyk daar van afhangt, dat zy hooger in de
Lugt reeds de beweeging voelen. Ook merkt
hy aan, dat haare Gang niet rollende rpaar
regt voortgaande is , ten zy als zy door de
Zee omgefmeeten worden, wanneer de Pennen
haar wederom in de gewoone pkatzing
helpen. De Snuitjes, daar wy hier voor gewag,
van maakten, door den Hger B axter afgebeeld,
I i 3 zyn