VI.
Afdeel.
XXIV.
H o o f d .
s t u k .
lykt te hebben, met te zeggen dat deszelfs getuigenis
valsch ware , aangaande de gezegde
Druiftros ( Uv.i Marino) die van deezen aangemerkt
was uit Eijeren van de Sepia p f gewoo-
ne Zee-Katten te beftaan ( * ) .
Men zoude, echter , uit het zeggen van
dien Philofpoph, ten opzigte van de Eijeren
der SpaanfcheZee K a t, befluiten kunnen, dat
by dezelven niet regt gekend had : want
by fchynt de Eijertros van dezelven by-
na gelyk te Hellen met die der gewoone Zee-
Katten ( j ) ; daar nogthans dezelve ’er aan-
merkelyk van verfchik. De Heer B o h a d s c h ,
naamelyk, merkt thans aan, dat die bondel
van Slymagtige Wornjen , welke hy weleer
voor de Eijeren van de Sepia hadt opgegevee,
de Eijer-Tros der Loligo is. By Schevelin-
gen was dezelve, door hem, in de Zomer
van k jaar 1750, gevonden, en , toen hy een
gedeelte daar van aan den ouden Heer Gro-
n o v iü s vertoonde, hadt die hem gezegd, dat
bet een Sehepzel w a s , ’t welk L inn^eus
Meckifa noemde, doch dat gemeeniyk den naaui
vqerde van Zee -Wonnen.
Zul-
( ? ) De Animal. Marinis. in Prsfaticne.
( f ) Parinnr ia alto, testeqae Ariftotele ctnfertum iis Ovw,
quale Sepiis , ett. Qurc fic translcripfit Plinius, Lóligines :n
alto conferta Ova edunt, uit Sepia. Ova quoque earum ap-
parent gemint; quoniam, ut ajit Philofophus , Vulva earucn
ita articulata e s t, ut bifida cernatur; & , teste eodem , pro-
deunt fingiïUs Lóligines iingular, ut in Sepiis contingit. Al-
DiOVANa. de. JUlttrus,' Libr. I. O p . 6.
lip I I1 D E' Z E E G A T T E N . 395
Zulke Slymagtige Trosfen komen aan het VI.
AïryPPf.« s P lil ‘1 ilr - 1 Hollandfchen Strand, zegt zyn Ed., zeerdik- XXIV
wils voor {*> Hy vergelykt dedeelen, waar Hoofd' / III t l
1 Zy uit famengefteld z y n , by de Mannelyke STUK. S I
1 Bloemen ( J u li) der Katdraagende Boomen, 11 [■. ■ III
, I ;i 111 r j 1 gelyk de Hazelnooten, Popelier era dergelyken. i IJ §1
1 Zy zyn dikwils agt Duimen o f daar omtrent; I I 1 doch ibmtyds ook wel 1 één o f tweeVoeten n lang en breed: ’t welk afhangt van het getal i j ' %
j en van de langte der Staartjes zelf, die groo- rJwlfl ’ 1 I ter voorkomen naar dat z y ryper zyn. Op f> ii[r;•'i' 1i li|l : 1 j deeze Trosfen aazen de Zee -V og elen, en dit
maakt, dat men ze dikwils onvolkomen vindt# hl l i iH
I Van eenigen is de Kleur uit den geelen rood- j I agtig; van anderen Glasagtig helder, en van H l m
m
• anderen wederom Hemelsehblaauw doorfchy- M l
ftf.
l(i 1 f
§ nende. Dit hangt af van het tydsverloop, II 1 1 f na dat z y uitgeworpen zyn. In de heldere
[||; «Ij .HE
. vertoont zig het Vrugtbeginzel, en, als de Vrugü s i i ;
haar volkomenheid heeft, hebben zy de laatsc- p i l | | I
' gemelde Kleur. ijijp M
1 Deeze Staartjes zyn famengevoegd door ee* iiiii lifi I nen gemeenen Lilagtigen Band, die taamelyk J 1 'S m
fterk is, en ieder heeft, op zig ze lf, een zeer ! 1 lilI jl 1 j dun Vlies, dat zig inwaards in Celletjes ver- 1 1lil 3 deelt, die elk een jong Schepzeltje o f Vrugt- i l l i je van de Loligo bevatten , dat in de Zomer • i| M
zeer 111 ■ hi l L im«1|1| |
I IW m
(*) Dit is doch zeldzaam , aangezien de Lóligines ofSpaan- M 1 ! 1 i fchs Z e e -Katten lang zo gemeen niet zyn in onze Ware- ren, als de Sepia. p, 379. U ilj ijlfS
I. Deel. xiV, Stuk, ■ l i 11 tl' l i g iaSi 11 1Sli
l i l öHf rtUli c l
i | |
' i l l
i j
- ’ ,CM