VI.
A fdeel
XIII.
H oofds
t u k .
Glanzig
Haair.
feherpe Borflels hebben. De Wratten gaan
zydewaards uit. Hy hadt ’e r , aan verfchei-
de Zee-Rupzen, van agtentwintig tot zesendertig
geteld, zonder de kleinften te rekenen,
die onder aan ’t L y f zitten, en geen
Borflels hebben Jacob.£Us houdtze voor Pooten;,
doch Sw am m e r d am , vastflellende dat
het Dier daar mede niet loopen kan, verbeeldt
z ig , dat het dezelven tot zwemmen gebruikt.
Het zou zwaar genoeg vallen te bewyzen,
dat het ’er ook niet langzaam mede voortkruipen
korD; doch levendig zynde hadt hy gezien,
hoe hetzelve de enden van het L y f-te
famen trekt, en zig byna als een Egeltje, met
de Borftejs opwaards fteekende, vertoont, vermoedende,
derhalve, dat het zig als een Pen-
nevarken op die wyze kon voortrollen, hebbende
bovendien ook een Soort van Pooten, waar
van het zig in andere omflandigheden bedient.
De Kleur is donkergraauw, van onderen
bleeker, met een zeer taaye Huid, die echter
op de Rug dunner is. Langs de beide zy -
den van de Rug loopt een reeks van lange,
dunne, groen en geelagtige Haairtjes, die met
elkander een pragtigen en beftendigen Glans
maaken, welke de Zee-Rups als de fchoonst-
ten der Dieren van deezen Rang doen aanmerken.
Tusfchen deeze Haairtjes, wederom, z it ten
een menigte van dergelyke fty v e , fcher-
pe Borflels, als aan de Wratten o f Tepels
zyn 3
zy n , en hier van heeft z y den bynaam ge- VI.
kreegen van Stekelige (Aphrodita aculeaia.) De .v in "
Rug is , eigentlyk gefproken, niet kaal, maar H o o fd.
met fyne Haairtjes én zeer kleine gebovftel-STUK:*
de Wratjes o f Tepeltjes voorzien, die men
dikwils niet, dan met een Vergrootglas, kan
onderfcheiden.
,, Sw am m e r d am eigent dit Dier, aan beide
„ zyden van het Lighaam, (zegt G ü n n erö s)
„ daar de zogenaamde Pooten zitten, Openin-
„ gen toe, en wel zo kenbaar, dat hy ’er zyn
„ Stilèt kon inbrengen. Met zekerheid kan
,, ik zeggen, dat men met de bloote Oogen
„ niet het allerminfte van een Opening aan
, , de zyden, en even zo weinig op de Huid
,, van de Rug, kan waarneemen, offchoon ik
, , veelen derzelven gezien en naauwkeurig on-
, , derzogt heb: ten ware men zulks van een
, , oud en verdroogd Exemplaar, aan het wel-
„ ke de Borflels van de Rug o f aan de Zyden,
, , uit gevallen waren, en eene opening agter-
,, gelaten hadden, zeggen wilde. SEBAberigt
, , aangaande de eerfte der drie Zee - M uizen,
„ die hy heeft laaten aftekenen, en welke men
,, in het Eerfte Deel, T ab. X C . Fig. i , kan
„ zien, dat zy op de Rug met een Koraal-
, , Mos (Musciis Corallinw,) begroeid zyn ge-
„ weest, en g e e f t ’er , deswegen, den naam *
, , van Komalagtige, veelvoetige, Zee-Rups
„ aan. Het Exemplaar , dat in het Muféum
, , Regium Friderici Adolphi voorkomt, hadt
,, ook,