VI. A fdeel X. Hoofdstuk.
Waarn eenlingen
vaa
S C H & B -
ieA ,
afgefneeden hadt, ook niet weder waren aan--
gegroeid. De Heer W a r t e l Helde zig voor,
om over de Slakken van Artois een Vertoog
te doen drukken , het welk den 20 Mey des
jaars 1768 reeds voltooid was , toen men in
de Nieuwspapieren het Berigt las van de
Proefneemingen van Sp a l a n z in i , zo even
gemeld.
Eenige Weeken te vooren hadt de Heer
S chjEFf e r , te Regensburg, reedsv door zeker
V o o rv a l, het in Leven blyven der doorge-
fneeden Slakken, als iets zonderlings opgemerkt
( * ) . Zeker ..Vriend riedt hem het aan
Hukken knippen der naakte Slakken, als het
gemakkelykfte en zekerde middel, aan, om
dezelven, in. korten tyd , uit zyn Tuin te
verdelgen. Hy liet zulks derhalve niet alleen
door anderen doen, maar hielde zig z e lf ook
menigmaal daar-mede bezig, en by die gelegenheid
nam hy wa a r , hoe de meesten dee-
zer Slakken, wanneer hy ze niet net in ’t
midden, maar voorlyker s en 'inzonderheid
aan den Hals en Kop doorgefneeden hadt, of
onmiddelyk o f na verloop van eenjge Oogen-
blikken, haare te famengetrokkene Geftalte
begonnen te veranderen, zig uitrekten , den
geknotten Hals o f het Kopdeel voorwaards
uitftrekten, en dus voortkroopen. Evenwel
hadt
(*) Zie J. Chr. SCH/EFFEE.S Erjlere Verfuche min Scknec-
ken. 1768. p, ê , en vervolgens.
hadt hy, diestyds geen denkbeeld , dat z y , VL’
dus verminkt, in ’t Leven zouden blyven, al* FI^ EL‘
zo haar het noodigfte Deel daar toe fcheen te Hoofd-
ontbrpeken. stuk»
Toen de Pastoor de zonderlinge Waarnee-
ming van S p a l a n z in i gelezen hadt, begon
hy het aan jStukken fnyden van deeze Dieren
op nieuws. Hy knipte ieder kruipende en
uitgeftrekte Slak die hem voorkwam, mee
een Schaar, overdwars door : ’t zy op den
Grond, op een Blad- o f op het Gras, waar
hy ze ook kwam aan te treffen; zonder te
letten , o f hy zulks in ’t midden, dan meer
naar vooren o f naar agteren, deed. „ Eeni*
j, gen van deeze doorgefneeden Slakken (zegt
,, hy) bleeven op haare plaats dood leggen;
„ haar grootfte en agterfte gedeelte trok zig
, , niet famen, en daar .vfeldpj uit hetzelve een
„ dikagtig zwartgroen Sap. Anderen , en:
„ wel de meesten, haalden, wel is waar ,
n ie t, na de Sneede, het geknotte Deel
j , onder het Borstfchild terug, maar zy krom-
„ pen als tot een kleiae en ronde Klomp in
« een, doch rekten zig . gelyk by de voor*
j, gaande Proeven reeds gemeld is , zeer fchie-
„ lyk weder uit en kroopen daar heen. Nog
„ anderen bleeven wel na de Sneede, en na
, , dat zy zig famengetrokken'hadden, leggen;
„ maar, wanneer ik ze aanraakte, befpeurde
„ ik ’éi nog Leven in. Deeze bedekte ik
„ vóór de Zonneftraalen met een groen Blad,
L , , onü