VI. Armen hadq van anderhalf Voet lang. Des*
ttooF*1*' ze^s L y f vsÈas een vierde van een V o e t , de
XXIV. Hals een Duim uitgeflrekt. Het hadt de Rug
s t u k . van boven, den Kop en Grondfleun der Voe-
leren, befprengd met rosagtig zwarte Vlakken;
de Voelers van boven bruin, van onderen
witagtig , zo wel als het A g te r ly f,
onder welks Opening, die ook met een groenen
Cirkel omringd was, zig een groene
Vlak vertoonde. Deeze Opening, in onze A fbeelding
zeer duidelyk zigtbaar, was in vier
Beursjes gefcheiden, waar van twee grooter
dan de anderen. Daar onder hadt het Dier
eene Tregteragtige Buis, die Tepelswyze uit-
ifiak; waar men, naar 5t L y f to e , den Duim
kon inbrengen, en een Ganzen-Schaft aan ’t
onder-end. Deeze Buis hadt aan ieder zyde
een Kwab, die aan de Zyden van ’t Lighaam
gehecht was, van vooren vry. De Hals,
veel fmaller dan het L y f , was Rolrondagtig:
de Kop een weinig verheven, en harder dan
het L y f , vertoonde zig aan den anderen
kant, met twee groote uitpuilende Oogen.
ïn dit ons Voorwerp zyn de Oogen monftreus
groot, in vergelyking met de kleinte van dat
Lighaamsdeel, ’ t welk hy den Kop genoemd
heeft.
De Snuit Aanmerkelyk is 't gene die Heer van den
at Bek. gek z e g t . ,, Het heeft de Snuit driemaal lan*
„ ger dan den K o p , naar den Kop fmaller,
„ naar de Voelers bxeeder, uitloopende in
» agt
d e Z e E - K a t t e nv 3 5 9
„ agt Voelers o f Armen van gelyke langte, VI.;
„ die boven rond en glad, van onderen ge. x x i v "
„ knobbeld zyn , en aan den Grondfleun H o o fd -
„ door een Vlies famengevoegd. Van onde-STÜK*
„ ren neemen zy allengs in dikte a f , èn *****'
, , zyn aan de Tippen uitermaate dun. Op
, , ieder Arm ftaan twee ryën van Knobbelt-
„ jes. Het G a t , in ’t middelpunt der Ar-
, , men, is omringd, met vier Ringen • van
,, Knobbeljes, waar van de binnenlte breed
, , en witagtig; de buitenfle, fmal en bruin.
, , Daar biünen z y n , aan ’c end der Snuit,
, , twee Hoornagtige Nypers , de eene zeer
„ klein, de andere veel grooter, aan de T ip .
,, pen fpits, aan den agterflen Rand een wei-
, , nig Vliezig’5: waar uit dan blykt dat de
Polypus een dergelyken Bek als de Zeekatten
h e e ft , die met een Soort van Tanden is
voorzien.
Aangaande de Ingewanden van dit Schepzel Deinge.
fchynt HassELQuiST geen onderzoek in ’ t werk wanden-
gefield te hebben. A ristoteles fch ry ft, dat
op den Slokdarm o f K e e l, in de Polypusfen
zo wel als in de Zeekatten, een Krop vo lgt,
gelykerwys in de Vogelen; daar dan een Pens
aan gehecht is , die in ’t Gedarmte eindigt.
Waarfchynlyk zal het Dier zyne uitloozing
hebben door 5t gedagte P y p je , van buiten
zigtbaar. De Ouden hebben gemeend, dat
het, zo wel als de Zeekatten , een zwart
Vogt o f Inkt uitgaf; doch de Heer H assel-
Z 4 QÜIST