VI. „ heefc zy in ’t middelpunt eene zeer roods
A f d e e l . g teri ^ie uit zes Straalen beflaat. De
B o n t langt’e , ia ’ t geheel, is van een Voet".
s t u k . W y zien hier uit, dat het ook een groots
Soprt is van Zee-Sterren , waar van A ld ro-
VANDiJs fpreekt, en, hoewel in ons Exemplaar,
zo wel als in dat van L in c k iu s , de
gedagte Ster, zo wel als de roode Kleur,
ontbreekt j zou doch myn vermoeden zyn, o f
door die Ster ook de gedagte Roosagtige
W r a t , welke zeer groot en zigtbaar is in
deeze Soort, verftaan worde. De roode Kleur
kan door opdroogïng en door den tyd vei-
dweenen zyn. Hoe ’ t z y , die van L inckiu s
waren uit de Adriatifche Ze? o f G o lf van
Venetie, en van waar de myne kome is my
niet bekend. Men vindt van deeze Soort ook
kleine, gelyk L inckius ’er eene in zyne
Twaalfde figuur af beeldt , welke door de
fmaiheid der Straalen een weinig verfchilt en
wier Wrat naar een zeer witte Steragtige
Tepel gelykt. Die van N. 14, op de Vierde
P la a t, heeft reeds een ronde Plek in ’t
middelpunt, welke van L innyeus aan gemerkt
wordt, als in deeze Paarde-Ster, niet in de
voorgaande,, van onderen voor te komen, alwaar
deeze een Bloembladerigs Tekening
heeft.
Die ,• welke Ba r r e l ie r Avanciatci getyteld
h e e ft, om dat dezelve een; Oranje-Kleur,
doph door den tyd wit wordende, hadt, kotnt
in
in veele opzigten, met deeze Soort overeen. VI.
tiaar middellyn wordt door hem óp een Voet x x v l **"
gefield, met dikke Straalen, die fcherpe hoe- Hoofd-
ken maaken naar het Lighaam, waar op stuk.
een verheven Ster is, die met haare Punten
reikt tot aan het end der Straalen. De randen
der Straalen zyn met een talryke reeks
bezet van korte Doornen, als zo veele Staa-
ken, welken het Dier naar believen opregt
o f over zyde buigt. Al wat tusfchen de Bee-
nige en Gedoomde ruggen is beflooten, heeft
eene Oranje-Kleur. Van onderen heeft z y
een witagtige Sleuf, bezet met veele Stekels,
Men moet de Afbeeldingen van L in k iu s inzien,
om dit wel te begrypen. H y hadt zyn
Exemplaar van den Venetiaanfchen Apotheker,
Z a n k ic h e l l i , bekomen.
M
'm «al
Cl o) Z e e -S te r , die de Straalen half rolrond1
Jlomp aglboekig en ongedoomd beeft.
Op de derde Soort heb ik de zogenaamde
Komëeten geplaatst, en met reden, hoe zeer
zy anders fchynen overeen te komen met de
Afbeelding van L in k iu s , hier aangehaald. D e
agthoekige figuur, naamelyk, mankeert vol-
♦ ftrekc
x.
Lf.vigata.
Onge- .
doomden
ill
(10) AsterUs Stellata, Radii's SetnkyKndricis ohtufe ofta-
goriis mimicis. Syst. Nat. XII. Rumph. M u f. T . XV. E,
Grew, Muf. T. 8, f. I , 2. Stella marina lsvior, L iïïkY
Suil. T. 28, F, 47,’
) G g