VI.
A f d e e l .
XIV.
Hoofds
t u k .
IX.
Maculata,
Gevlakte.
X.
Glgantea.
Zeer groo-
te.
derzeiver Spleeten, onthoudt zig deeze, volgens
Koenig.
(9 ) W a te r - Duizendbeen, die groen is, op de
Ruo zwart gejlippeld, van tweehonderd
Leden.
Behalve de Kleur is weinig verfch.il tusfchen
deeze en de voorgaande. De zelfde Heer
heeft haar ook in de Noorder-Oceaan waargenomen.
(10) Water-Duizendbeen, met drieryën van
Kwastjes op ieder zyde.
Deeze kan den bynaam van Reusagtige, o f
z e e rg ro o te , met reden voeren, als, volgens
de afbeelding van Seba, rykelyk een Span
lang en een Vinger dik zynde. De drie ryën
Kwastjes, als Penfeeltjes, van fyn glanzig
Haair, met veelerley Kleuren, fchynen aan
dit Schepzel, gelyk aan de anderen van dit
G e fla g t , zo wel tot Zwemvinnen te dienen
als tot Pooten. Het heet de Ambonfche Zee-
Duizendbeen, doch is eigentlyk een Houtworm,
die zig in oude Paaien onthoudt.
De
(9) Nerëis viridis, Dorlö nigto - pun&ato, Articulis du-
centis Syst. Nat. XII.
( 10) Nerëis Tentaculorum ' fasciculis triplici ordine Syst.
Nat« XII. Millepoda Maiina Amboinenfis. Se b . Kabinet. I.
T . S i. fig. 7.
D e ’ Heer Pallas , die in zyne aanhaalin- W.
gen wel naauwkeuriger mogt geweest zyn ( * ) , ^ x iv " *
merkt aan, dat de Afbeelding van Seba ruuw Hoofd-
is, doch geeft ons7 geen betere: want hy ver- stuk.
gelykt het flegts by die van een Dier van ’t
zelfde Geflagt, dat hy, ik weet niet om welke
reden, Aphrodita rostrata noemt ( f ) . D e e ze
heet by zyn E d . , uit hoofde van zyne
hier voor gemelde Aanmerkingen, Aphrodita,
niet Nerëis Carunculata. Ik zie echter niet dat
het Ovaale Lighaampje, boven op het voorde
end, ’t welk plat is en niettemin van zyn Ed.
een Caruncula genoemd wordt, zo duidelyk in
die ruuwe Afbeelding, van Seba, is uitgedrukt
, als hy fpag. 104) zegt. Voor het
overige vind ik het zeer onbillyk en onge-
rymd, dat de groote L inn<eus door hem wordt
befchuldigd, van de Kenmerken uit de A f beelding
van Seba gehaald te hebben; dewyl
in de befchryving duidelyk en woordelyk gezegd
wordt: zy zyn van 't Hoofd tot de Staart,
aan weerzyden, met drie ryën topjes, als kleine
Bor-
(?) Want hier haalt hy het II. De e l van Se b a , pag. 31.
aan; daar het moest zyn het I. De e l , bladz 131. P d maakt,
voor iémand, die zulks niet weet, hét opzoeken zeer lastig.
Ik zoü daar van niet fpreekèn, ihdien niet veéle dergeiyke
onnaaiiwkeurighedén in zyne Miscell. Zoölogica voorkwamen,
die wenfchelyk de Heer Boddaert zal verhelpen.
f t ) In de Afbeelding ofbelchryving komt my geen het
minfle teken voor van een Snuit. Ook is het L y f niet
Snuitagtigér dan dat van de Bloedzuigers en véele anderen.
R 2
I. Deel, Xiv. Stuk