A f d e e l Vischje voorby zw em t, fpreiden z y haaf
XXV. L o o f uit, en, hetzelve omhelzende, flok-
H oofd- , , ken zy het op. Den Mond hebben zy van
s t u k . onderen en loozen haar Vuiligheden boven” .*
Hier uit ziet men klaar, waar van L in n jE us
den Ceflagtnaam van Medufi afgeleid heeft.
Gelyk, naamelyk, der zei ver Hoofd, met Slangen
gehaairlokt,» aan Perfeus diende om zyne
Vyanden in Steen te veranderen, door den
fchrik, dien deszelfs vertooning gaf; zo. worden
hier de Vischjes, door de Lokken van de
Kwallen, op ’t onverwagtfte aangevat en in
een onvermydelyk verderf geftorc. Onze A fbeeldingen,
Fig. 4 en 5, op Plaat C X il. kunnen
dit eenigszins ophelderen*
Het Licht W y hebben, hier vo o r, kortelvk aange-
ceeven bv * « o
Hagt. roerd, hoe dat de Heer L o e f l in g de Kwallen
, in de Spaanfche Z e e , by Nagt als Kaar-
len zag flikkeren. Dit zal, waarfchynlyk, dienen
om de Vischjes o f Visfchen z e lfs , die tot
derzelver Voedzel flrekken, aan te lokken 5
want men weet, dat dezelven naar Licht, op
"t Water dryvende, toefchieten. Zo dra, nu,
de Wind verhief, dooken z y , volgens gewoonte,
naar om laag, en dus verdween al
die Flikkering welke men te vooren had gezien
(* ). Hier uit maakt hy op, dat de ge-
dagte Flikkering niet van de Zoutigheid des
Zeewaters ontftaan ware. Een Polypus by
avond
(* ) Zie LOFFLings Reifen nach de Spanifche Landen in
Europa and Amerika, Berlyn 1766. p. 152.
avond geopend zynde, zegt B a r t h o l t - VI.
n u s , gaf zo veel L ich t, dat, toen men yL
de Kaarfen weggenomen hadt, het geheele HoofdI
Paleis fcheen in brand te liaan (*_). Doch de stuk.
Vraag is , o f dit niet eveneens, als het lichten
van rottige Visch, zy aan te merken.
Ondertusfchin blykt hier uit, dat het Vuuren
der Zee verfcheide oirzaaken kan hebben, en,
dat het niet algemeen van lichtende Infekten
herkomftig zy hewyzen de volgende Aanmerkingen,
die door den Heer Gunnerus, Bis-
fchop van Drontheim in Noorwegen, aan ’t
licht gegeven zyn ( f ) .
, , ’t Gevoelen van den Venetiaan, die te
„ Koppenhagen jn de Gdehr.en Zeitwigen N.
„ 39, van ’ t jaar 1750. bygebragt wordt (j-),
„ en de oirzaak oppert van hec Morild o f Zee-
,, Vuur, kan in ’t Noordland niet wel plaats
, , hebben. Als de Zee bevroozen is , geeft
, , het Water daar van zo wel Licht als het
„ vloeijende. Zouden de Infekten in zulk een
„ Koude, als door welke het Z e e -W a te r
„ toe vriest, kunnen leeven> Het Vuuren des
„ Zee - Waters heeft zynen oirfprong van de
„ BitumineufeStoffe, dietotdezelfftandigheid
„ daar
(*) A f t , Ilafn V. Obfl 109,
Cf) Der Drontheimifche Gezelfchaft Schriften, 1. Theill. p.
«48 . a45.
(-U Uit zal Grist7 Li nu 3 z y n , van wienswy hier voor,
biadz, 240, en vervolgens, ipraken.
C c 3