w .
ArDEEL
11.
h o o fd stuk*
„ Éi]eren, welke in ’t Menfchelyk Lighaam
■ s uicgebroed kunnen worden, even als de o -
verige Wormen, die enkel uit Eijeren ont-
55 ftaan, welke met het Water in’c L y f komen;
” want geene Vlieg,die haare Eijeren m Melk o f
Spyzen le g t , veroirzaakt Wormen m de
” Maag, en allerminst een Huis - o f Kamer-
Vlieg. Wanneer nu de Eijeren des Draads-
’ ’ worms met het Water in de Maag komen,
, en aldaar uitgebroed worden , zo kan de
Worm ligt door alle Ingewanden heen boo-
„ ren, en vëelerley onbekende en zeldzaame
” Toevallen veroirzaaken, even als de Fena
* c Medinenfis o f Draakworm der Perfen. B it
” behoort-biHyk eenige bedenklykheid te maa-
ken by de Waterdrinkers, inzonderheid die
” vandeeze Plaats, alwaar het Water Kalkag-
w tig en dee-e Worm zo overvloedig ik. Zöu-
den niet wel de Maagkwaalen in Gothland
daaruit ontdaan? Eri , kan ook niet de C t -
diniga Sputatoria der Laplanderen, welke hun
55 overkomt, als zy lang agtereen koud Bron-
water drinken , van dit Dier afgeleid wor*
” den?” '
Dat hetzelve ook in andere deelen van ui o
pa voorkome, blykt uTt de befchryving,welke
Aldrovandus rati de Seta o f Ht,lus M uaücus «reeft. DeDuitfchers,zegthy, noemen het , ik
weet niet om welke reden', een Wasferkalb, dat is
Waterkalf: misfehien om dat het van de Kalveren,
door Jongheid onvoorzigtig, fomtyds
\ ' met
met Water ingeflurpt wordt, tot groot gevaar ‘ VI.
van haar Leven. Den Ouden fchynt dit Dieronbe- • F
kend te zyn geweest: voorgaande Autheuren heb- Hoofd-
ben het Seta genoemd, omdat het naar een Paarde- stuk.
haair gelykt, zynde zeer dun en byna een Elle
lan g , wit en d y f , aan beide enden eveneens;
dus zonder Kop, en ook zo wel agter alsvoor-
waards kruipende. Het is zo hard, dat men
het met de Voeten naauwlyks aan Pukken kan
wryven, en komt voor in Staande Wateren ,
die niet Pinkend o f bedorven zyn. Op eenige
plaatfen van zyn L y f krinkelt het dikwils in
malkander als een Gordiaanfche Knoop. Sommigen
hebben gemeld, dat wel Menfchen
gePorven zyn , door dergelyke Wormen ,
onverhoeds, in te zwelgen. B e r t r u c iu s , dié
3er de langte van twee Ellen aan geeft, ver«
gelykt het nadeel, dat zulk een Dier veroirzaakt,
by de fchadelykheid der Padden, en
zegt dat het dikwils in elkander gekrinkeld
voorkomt, als een balletje van Paarde Haair,
(2) Draadworm, die geelagtig is, nut de en- r .
den van de zelfde Kleur.
K1 ey-
D e e z e , grooter dan de voorgaande, anders- m-aad-
zins volkomen eveneens, doch de Staart wat worm‘
Idierper hebbende, onthoudt zig in de Kley ,
daar hy overal door heen bo ort, en dus vindt
men hem dikwils op plaatfen, daar de Slooten
In
(2) Gordius flavelcens extremitatibus concoloribus. Faun,
Suee. 2069,
L