y i .
A f d e e l ,
XI.
H oofd
|tük;
Vergiftige
Éigen- ..
fchappen.J
in fommigen, de langte van omtrent twee Duimen
, en de breedte is meer dan een Duim: de
Kleur is gcelagtig en in de holte als Paarlemoer
glinlterende. Hier over moet men zig
niet verwonderen, aan gezien de Heer Bohadsch
z e lfs , aan één* derzelven, dat hy af beeldt,
drie Paareltjes meent ontdekt te hebben :
waar uit hy dan met kragt van redenen beweert,
dat de oirfprong der Paarlen niet aan
druppelen van Daauw o f Regen, door de
Zonnefchyn verhard , noch ook aan Eijertjes
der Schulpdieren toe te fchryven z y : maar
aan een Aardagtig Sap, het welk deeze Zee-
Longen zo wel bevatten kunnen als de Aard-
flakken.
„ Het Dier (zegt hy) onthoudt zig op Rot-
, , zige Oevers en zit met zyn Buik o f Voet
„ aan de Klippen , beweegende zyn ppgehe-
,, ven Kop her en derwaards, gelyk de Slak-
,, ken. Door de woedende Golven afgerukt,
„ en op den Oever gefmeeten zynde, rot het
„ fchielyk, en wordt, zo wegepl den ge-
„ weldigen Stank, als wegens de taaiheid van
„ het Vleesch, door geen Mensch tot Spyze
„ gebruikt. Ja dit Schepzel fchynt, het gene
de Ouden van de Vergiftigheid der Zee-
„ Haas gemeld hebben, te bevestigen. Im-
5, mers, zo menigmaal ik één van deeze Die-
3> red, levendig, uit een Pot met Zeewater
„ gehaald en op een Bord gelegd heb, om
hetzelve [te onderzoeken; was het gebpe-
99 lp
le Vertrek aanftpnds met een zeer {linken- VI.
** de, walgelyke Reuk vervuld; zo dat myn
” Broeder en Huisvrouw, die, wegens den hooid-
53 inval der Vyanden in Boheme , met my s t u k .
35 naar Italië getrokken waren ,. nooit daar in
*, konden\ blyven, vreezende, dat zy door
33 dien Stank aan ’t braaken mogten komen.
, Ik beken , dat hy my ook zeer onaange-
3, naam was; doch de lust, om dit Schepzel
, , wel te befchryven en af te beelden, deedt
, , my dien Stank, al was hy nog erger ge-
, , wecst, geduldig verdraagen. Ondertusfchen
„ kan ik niet verzwygen, dat ik ook dik wils
, , genoodzaakt was eens daar uit te gaan,
„ om frisfche Lugt te fcheppen , wanneer
„ ik een levendige Zee-Long onder handen
„ hand.
„ De Walging was ons derhalve gemeen,
, doch, bovendien, zwollen myn Handen en
i, Aangezigt, onder het behandelen, en in-
,, zonderheid wanneer het Dier zyn Mulkagtig
’ ’ Sap, dat ik reeds Vergiftig genoemdhebuit-
„ Hortte, geweldig; maar, o f het in myn Aange-
,, zigt door den enkelen Waafem v eroirzaakt z y ,
„ dan door met myn befmette Hand daar aan
„ te llryken, kan ik niet verzekeren. On-
,, dertusfehen heb ik daar geen nadeel van
„ geleeden , dan, dat my fomtyds eenige
„ Haairtjes van de Km vielen, als ik die
„ voorbedagtelyk met myn Vinger beftreek
met dat Melkagtige Sap, en, eenigen tyd
N 5 >9 mee