A fd e e l , 3’ ^e1'00^» den J9 Augustus voorkwam, het-
XV, * >> zelve door my voor het gedeelte van een
H oofd- , , Darm, van zeker groot Dier, werdt aan-
s t u k . ^ gezien: weshalve ik ook, dat niet veel ag.
„ tende, het voor ditmaal wegfmeet: maar,
, , na dat ik, den 26 van die zelfde Maand,
j, op den zelfden Oever wandelende , een
Tros daar van gevonden hadt, was ik ver*
ïs zekerd dat het Lighaam, te vooren door
si gezien, een Soort van Tetbyum moeste
, , geweest zyn. W an t, behalve dat ik ver*
33 fcheide gelykvormige Lighaamen met el-
, , kander vereenigd zag , nam ik tevens een
, , blykbaare beweeging in dezelven waar.
„ Hierom deed ik aanftonds die Tros in een
, , Vat met Zeewater en bragt hem naar Huis,
„ om te beter dit flag van Dieren te kunnen
„ befchouwen, en derzelver maakzel te on-
„ derzoeken.
J é ™ De zeven Zee-Scheeden, dan, waren door
scheeden. middel van Peesagtige Steeltjes met elkander
^ ^ • f am e n g e v o e g d , en maakten een fraaije Tros
uit. Ieder zodanig Dier hadt, in het gedeelte
tegenover de Steeltjes, twee ronde, rimpelige
Mondjes, het één wat beneden ’t andere.
Het L y f was platagtig rolrond en e ffen
, wordende, naar believen van het D ie r ,
o f omgekromd ofjegtuitgeftrekt, en beftaande
uit een taaije Huid , waar binnen een derge-
lyke Zwelgpyp en Darmbuis was, als in de
andere S o o r t; doch een inhaaliog en uitfpuiting
ting van Water, gelyk in de eerfte o f Leder- VI.
agtige Zee-Scheede, was in deeze door hemA^ y EL’
niet waargenomen. Eene Scheede van dee-HooFD-
ze Tros ,meteen Speld o f eenig ander fcherpSTUK*
Werktuig prikkelende, trok dezelve zig naar
den Grond (leun famen, zonder dat de overigen
daar van eenige aandoening hadden; waar
uit hy dan met reden befluit', dat z y byzon-
re Dieren zyn. O f zy ook wel op zig z e lf
alleen aan de Steenen vast zitten, kon hy niet
bepaalen, maar dergelyke Trosfen waren hem,
naderhand, meermaalen voorgekomen. Ook
fcheen die Samenleeving hem, als een wee*
zenlyke eigenfchap der Zee-Scheeden, bevestigd
te worden door de manier van Voorttee-
ling deezer Dieren, die zyn Ed. aldus be-
fchryft.
„ Toen ik , den 27 Augustus, op nieuws voomee-
„ den Oever der Zee bezogt, kwam my in IinS‘ .
, , handen een zodanig Tetbyum, los zynde en
„ grooter dan alle de genen, die ik nog im-
„ mer had gezien. Aan deszelfs Lighaam, in
„ ’t midden, kwamen agt Jonge Zee - Scheedjes
„ in ’t gezigt, tusfchen welken zig verfchei-
„ de kleine Vrugtjes vertoonden, en aan de
„ andere zyde van het Lighaam zag men agt
, , Vrugtjes, die een weinig grooter waren,
„ hier en daar verfpreid. Zo in de groote-
, , re , als in de middelbaare, en in de aller-
„ kleinften, zelfs, van deeze Zee - Scheedjes,
„ waren de begin zeis der Werktuigen zigt-
, , baar,