V l. flrekt aan de Straalen der Komeeten, die vol»
Afdeel. tornen half Cilindrisch zy n , en geen regel*
Köofu- maatigeh ftaüd hebben van de Straalen. De
s t u k . voofinaals aangehaalde Figuuien, waar on
der die van onze Hollandfche, de Engelfche
en Noorfche, Worden ton de Pentadactylosaster
losvis betrokken, en deeze, van N. 47 j voerC
den bynaam van MiUaris, ^ oiti dat z y als be*
fnrengd is met een menigte vanGeerstkorrelt-
ies Dit heeft, inderdaad, ook in de Komeet en
plaats. Een Exemplaar van dertien Duimen
was in het Koninglyke Kabinet; een klerner
Van agt Duimen in dat van Klein , zegt L inck,
die ’er by v o é g t , dat de Kleur van beiden
üit den groenen blaauwagtig is. De Oppervlakte
m wegens de gezegde Korreltjes , te
ruuw, om deeze Ster glad te noemen. Lïn -
n j e u s fielt de woonplaats, zo wel in de In-
difche als in de Middellandfche Zee.
Geflraalde Zee-Sterren.
C tO Z e e -S te r , die geflraald is, metvyf een*
voudige Straalen, en bet Lighaam een
ronde • Vyfkwabbige Ster.
Thans komen w y tot zulke Zee-Sterten, <fie
XL
Ó p h iu r a .
Worm*
firaalige.
ujun-uiai.«. s,—7, —. m „F.,, t A* 1. 4* Stdla ma*
T. 244. f* 8 * 9* MA-RT‘ S'tm * T*
T. 3,7. f, 6S. t. 34. f- SS.
het L y f van de Straalen duidelyk onder- Vfi.
fcheiden hebben j en onder deeze maakt Lin-
naïus een aanvang met de genen, wier Straa-Hoofd-
len öngedoornd z y n , hoewel niet ongebaard.stuk*
Ik heb ’e t , echter, die volkomen ongebaard
Zyn, hebbende dé Wormswyze Straalen vier
Duim lang en het L y f omtrent een Duim breed.
Het fchynt ook niet, dat dezelve ooit Baardjes
gehad hebben; hoewel die in alle de aangehaalde
Figuuren van SebA , zo wel als van L inck,
voorkomen, en zelfs de gene, welke de laatfte
voorflelt onder den naam van Pentaphyllum,
gezegd wordt het L y f en de Straalen digc
met Botflelhaair bezét te hebben, en verge*
lëeken wordt met dë Dunbeènige Gedoomde
van Barrelier, wier Afbeelding L inck,
in dit Gev al, beter agt dan de zynen. De
aangehaalde van Sèba waren Oo'stindifche,
die van Sloane Westindifche, die van Mar-
tens Groënlandfche, vaü Plancüs uit de
Middellandfche Z e e : zo dat hier alle derge-
lyke Zee - Sterren, uit alle deelen van den
Oceaan, tot deeze Soort betrokken worden;
indien zy maar niet volflrekt gedoomd zyn.
Ik heb -’er , die zo fterk gebaard waren, als
in de zésenvyftiglte Figuur van Linck, van
tusfehen de Bladen van ’t Westindifche Water-
Koraal, in ’c welke zy zïg als Wormen ver-,
toonden, gehaald. De naam van Wormftraa*
lige fcheen my veel eigener te zyh voor deeze
Soort, dan die van Slangeflaart.
G g 2 (12 ) Zee*
I. DÊEi, xiv, Stuk.