VI. Onder den naam van Egeln, dat is Bloed-
A fdeel. zujgers } Zegt S c h a e f f e r , zyn deeze Wor-
HooFD- men in ’ t algemeen bekendst, en de Vleefch-
stuk. houwers hebbenze reeds ten tyde van G e sn e -
WoZ. RUS aldus geheten, noemende dezelven , ten
Naim. minste in zyne Plaats, en in de nabuurfchap,
nog hedendaags aldus. In Holland heeten ,
voe°x hy 'er b y , de Wormen van de Schaapen*
Leve r , volgens het getuigenis van L eeuw
e n h o e k , Botten en in Normandie Duves.
L innaius badt dit Dier eerftelyk een Bloedzuig
e r , vervolgens een Slak genoemd: doch onze
Pastoor oordeelt den naam van Egehchnecke
beter, om dat zy als een middelflag fchynen
te zyn tusfchen de Slakken en Bloedzuigers.
Ook maakt L insasus, zegt h y , niet alleen
van eene Hirudo - Limax gewag, maar Reau-
Mua hadt reeds den naam van Sangfue-Limaxe
gegeven aan zekere Wormen, die volgens de
befchryving veel overeenkomst hebben met
deze Schaapen Lever - Wormen,
waterzugt De Schaapen fterven eigentlyk door het by
veroïr-01 zig draagen van deeze Wormen niet; maar het
zakt. js bekend, dat de Bottigheid gemeenlyk vergezeld
gaat met eene opzwelling van hun Lig-
haam door Water, en dat z y dus aan de W a terzugt
omkómen. W y hebben reeds verhaald
, dat deeze Wormen in natte Zomers
meest gevonden worden, wknneer de over-
. vloed van nattigheid, zo in als uitwendig,
de eerfte gelegenheid tot die Kwaal geeft.
Ten
Ten anderen wordt, door de huisvesting van VI.
deeze Wormen in de L ev e r , de bereiding en Afd^ s l *
affcheiding van de Gal, en dus derzelver wer- Hoofd-
king op de Spysverteering, verhinderd en be? stuk.
dorven. Hier by komt, dat z y den omloop mïm.
der Vogten, in de Watervaten van de Lever,
ftremmen, het welk dit Ingewand allengs vol
doet worden van Waterblaasjes, hoedanigen
men, in dit geval, dikwils vindt in de Schaapen
Levers. Eindelyk doen z y ook wel de
fyne Vaatjes barsten, waar door de Vogten
worden uitgeftort in de holligheid des Buiks.
Hier uit ontftaat eene dofheid der Oogen, gebrek
van Eetlust, Loomheid, benaauwde Adem-
haaling en eindelyk de Dood.
S ch a e f f e r beweert verder, dat deeze Ziekte
der Schaapen, die men Bottigheid noemt,
niet befmettende o f aanlteekende z y ; maar
dat, indien geheele Kudden daar van aangedaan
worden, zulks alleenlyk daar uit voortkomt,
dat deeze Schaapen op een zelfde plaats
weiden en een zelfde Voedzel nuttigen. Dat
het Vleesch derzelven zonder gevaar o f nadeel
van de Gezondheid kan gegeten worden, is
niet alleen uit zyne Ondervindingen , maar
ook uit die van onze Landsgenooten, blyk-
baar. Zelfs kende hy Lieden, die de Le*
vers , welken hy tot zyne Proefneemingen
gebruikt had, en die vol Wormen waren,
zonder nadeel hadden opgegeten.
Dat het Zout een bekwaam behoedmiddel MicMeien
F 3 te .'« « * “ 1'