VI.
A f d e e l .
VIL
H o o fd s
t u k .
Bloedzuigers. Men vindt «er in de Rivieren,
aan de Kaap, zo Kolbe verhaalt, van omtrent
zes Duimen lang. Elders komen Venynige
v o o r , die als de Glimwormen glinsteren, en
den Kop hebben van eene groenagtige Kleur,
zynde op de Rug, gelyk die der Slykerige Wateren
, blaauw geftreept.
Op ’t Eiland Ceylon , in Oostindie, ont-
h uden zig een ander f!ag van Bloedzuigers,
die niet minder Ongemak veroirzaaken. Zy
zyn in ’t eerft niet dikker dan een Paardehaair,
doch aangroeijende krygen zy de dikte van
een Ganzefchaft, en de langte van twee of
drie Duimen. Z y leeven onder de Groente
o f het Mos, maar men ziet ’er niet dan in ’t
Regen - Saizoen, als wanneer zy degenen, die
blootsbeens reizen, gelyk aldaar de gewoonte
is , by de Beenen opklimmen, en, eer menze
’er af kan doen , reeds bezig zyn met het
Bloed daar uit te zuigen. Men zou moeite
hebben om zulks te gelooven , indien de Au-
theur, die, in zynBerigt van dat Eiland, zulks
verhaalt, ’er niet by voegde, dat de voornaam-
fte belemmering komt van de groote menigte
deezer D ieren, welke het byna vrugteloos maakt
zig daar van te willen ontüaan. Dus verdraagt
men liever haare werking met geduld, dewyl
z y niet Venynig zyn , en ,dezelve als voor een
zagte Aderlaating verftrekt; wryvende, wanneer
men ’ t huis komt, de Beenen met Asch,
die dau nog eenigen tyd bloeden. In de Rivieren1
ten heeft men 'er dergelyke Bloedzuigers, Als VI.
in Europa.
De Kenmerken, die Linisleus opgeeft, be- Hoofd-
ftaan allebnlyk daar in, dat zy het L y f lang- stuk.
werpig hebben, en tot de Voortgaande bewee- ken.mCr*
ging Bek en Scaart in ’t ronde uitbreiden.
Hier voor * hadt zyn Ed. als een Kenmerk op- *Eladz.i9.
gegeven, dat zy aan de beide enden Stomp zyn.
Z y hebben doorgaans het voorfte end veel dunner
dan het agterfte, en het L y f is niet volkomen
Rolrond , maar als eenigermaatë plat
gedrukt; ten minfte in de gewoone Bloedzuigers.
Ook heeft de opening van den Bek, gelyk
reeds opgemerkt is f , eenige byzonderhe-1 sladoden
, die men niet in andere Wormen vin d t.I03,
Voorts kan men hier, als een duidelyk Kenmerk
tot onderfcheiding, byvoegen, dat z y
zig , tot het gezegde einde, met den Bek
vast hechten aan de Huid der Dieren.
Het getal der Soorten, die thans in dit Ge- soorten
ilagt voorkomen, is negen, waar onder twee
uitheemfche, als volgt.
( ï ) Bloedzuiger, die platagtig is en bruin, j.
mit honderd gedoomde (kwarsjireepen. Ijyfc*
OostindJ.
Aaa de Zeekusten, in Oostindie, komt dee-fchc*
ze voor, die het L y f zeer plat, met üitgebreide
ver-
(O Hirudo dcprcsl* fusca, Striis transvcrfis mmfcatis «en-
tum. Sjfi. Nat. xtl. Gen. aso. Sp. i,
H