VI.
A f d e e l .
V IL
H o o f d s
t u k ,
De oude Romeinen, Pdaütus, Horatïus^
C icero, hebben ze altoos genoemd limidines%
doch in laater tyden begon menze, zo Pliniu$
aantekent ( * ) , ook Sangiffngs te heeten; waar
van de Spaanfche naam Sanguisjud zo wel als de
Franfche Stuip fuet a f komftig is Xe Bononie heet
menze Sangusttola, te Rome en in Toskanen Mig-
jjuttci, zegt Aldrovandus, die aanmeikt, dat
menze in Brabant Lctke o f Lycke - Lake, in
Holland, ten minste by die van D e lft , een
lil noemde. De Engelfche naam is Bhud-
fucksT , Horfeleeche o f liorftiiitb . om dat zy de
Paarden dikwils aan de Beenen blyven hangen.
Den Latynfchen naam willen fommigen
ook daar van afleiden ( f k In ’t Haogduitsch
noemt menze Egel», o f Blut-Ege'ln, in c
Sweedsch Snigel o f Blod- ïgel, dat op ’t zelfde
uitkomt.
yan.
Geeft: heeft de Dortfche Overzetting, Provirh. XXX. v. 15 ,
overeenkomt!:: g met de ¥ulfa*a ; dcch in mbl.Junii W T re.
utellii leest men. Prater Hirüiinem , cui duo funt Kami, Jtra-
fre przbe j tria funt ïrfati abilia. Dat is , behalve den Bloedzuiger
, die twee Takken heeft, Geeft, Geeft, zyn drie Dingen
onverzaadelyk. Geen van beiden fchynt op onze Bloed-
zuigers toepasfelyk te ' zyn , en dus is het duister, welk
Sehepzel de Wyste dér Koningen hier bedoeld nebbe. Som-
migen hebben dat Hcbreeufche woord door Krokodil vertaald
anderen merken het alleen als zinnebeeldig aan. Dus
wil BE DA, dat de Bloedzuiger den Duivel, en zyne twee
pogteren o f Afzetzels de Wellust en Gierigheid betekenen.
f %j Cruciatum in pOtu maximum leutiunt Elephanti, haus*
ta Hirudine, quam -Sanguifugam vulgo coepisfe appellari ad-
?erto. Libr. VOL h is t. Nat. Cap. 10.
Qjod hserendo Sanguine;* fugat. Pontanus.
Van de Eigenfchappen deezer Dieren moet VI.
ik alhier in ’t algemeen fpreeken, om dat de VIl>
zelven op de meeste Soorten toepasfelyk zyn. H o o fd *
De Bloedzuigers zyn korte, dikke Wormen,
die in ’t Water leeven, en zig op eene der* fchappen.
gelyke wyze als de Aardwormen, door intrekking
en uitrekking van hun L y f , zegt
men, aldaar beweegen. De Kleur is gemeen*
lyk zwart - o f bruinagtig, fomtyds met geel-
agtige Streepen aan de Rug o f Zyden , en
zwartagtige Stippen aan den Buik. Die der
zoete Wateren hebben her L y f , ten minste
op ’t bloote Ge z igt, glad en effen; doch die
der Ze e , welken mén ook Bloedzuigers derVis-
fchen noemt, zyn geheel Wrattig o f Stekelig
gedoomd.
Het aanmerkelykste, dat een Bloedzuiger De Bek.
heeft, is zyn Bek, tusfehen twee Lippen geplaatst,
die uit zeer buigzaame Vezelen be-
ftaan, door middel van welken hy allerlei fï-
guuren aanneemt, die nöodig zyn voor het
Dier. De opening is driehoekig, en met drie
zeer fcherpe, fterke Tanden gewapend, we lke
in ftaat z y n , om niet alleen de Huid van
een Menfch, maar zelfs die van een Paard o f
Stier te doorbooren Het is als een driefny-
dend Werktuig, dat drie Wondjes te gelyk
maakt, waar van de Merktekenen zig nog ee-
nige Dagen daarna op de Huid van een Menfch
vertoonen. De vermaarde ChirurgynMoRAND,
Lid van de Koninglyke Akademie der Weeten»
G 4 ten-
I. Di m ., XIV. St u k .