y x § Eerwaarde voor vyfentwintig o f dertig Jaa-
A fdeel, ren, .by m y , op onze Buitenplaats ware ge-
XXI. vreest, ik zou ’er hem ten minfte een dozyn,
STr op eenmaal, uit de Vorst van het Dak bezorgd
hebben» Zo zyn Ed. anders my het
belang kan aantoonea, dat ’er in de Vlaag
fteekt in welke Provintie men dezelven meest
vindt, zal ik myn uiterfte best doen, om dit,
ZO het mooglyk is , te verneemen, en het dan,
in ’t v e rvolg, onder de noodige byvoegzelen
brengen.
Ondertusfchen moet ik zyn Eei\w, nog be?
rigten, dat het my vreemd is v oor gekomen,
op bladz. 72 , zo ik het wel heb, voorgemeld
te zyn onder de zonderlinge benaamipg van
N iemand. Niemand heeft . over de grootte der
Lighqamen gefchreeven. Indien ik denken moge,
dat zyn Eerw. myne gehecle Natuurlyke Historie
doorbladerd, en de afbeelding van den
dikken Engelschman op Plaat II in hetd, D f £L
gezien had, zou ik denken, dat de Aantekening,
aldaar onder aan,, bladz.- 146, 4 4 7 » §e*
plaatst, zyn Gczigt niet ontglipt kon z y n ;
alwaar ik van Cajanus en van den Spaarwou-
der Reus, Klaas van Kyten fpreek , en hoe
de langte van deezen laatjfen door my z e lf ,
aan do Spaarwpuder K erk , is afgemeten, enz,
E)it fchynt my wel degelyk tot de Natuurlyke
Historie van ons Vaderlapd te behooren-
De verfchillende gefteldheid van den Geest,
onder onze Landsgenooten, weet ijs niet dat
in
in de gedagte Antwoorden nog in aanmerking ^
is genomen; ’t welk evenwel een zaak is x x i . *
van niet weinig, ja van ruim zo veel aange* Hoofd-
legenheid, als de bedenkingen over de Z i e lSTUJi*
en Driften der Dieren, bladz. 83. Men vindt,
immers, ten dien opzigte, tusfehen het Land-
volk en de Stedelingen, en tusfehen 'het Volk
van byzondere Landftreekèn en Dorpen, eett
groot onderfeheid. Ik wil mi niet daar op
Éaan blyven , dat hetzelve hier en ddar veel
Krakkeelagtiger, tot Vegten gereéder, dan
elders; ja ook wel Diefagtig en Roofzugtig
z y , gelyk aan die van onze Stranden blykt:
maar my dunkt, dat het tot opheldering en
mooglyk ook wel tot gehecle wegneemiüg
van de verwondering van zyh Eerwaarde
ten opzigt van die Toverkundige Geneezing
van het V e e , bladz. 215 gemeld, dienen kan,
op te‘ merkert, dat de Hollandfche Boeren zo
dwaas niet zyh, noch ZO bygeloovig, als die
van de Meijery. Doch, ik zon dus wel geheel van de Koers raaken, en keer derhalve terug; tot de overige
Soorten van Kieuw - Wormen; die,' naamd-
lyk, van welke de Karudfen, Salmen en andere
Visfchen, ook, waarfchynlyk, geplaagd
en door dezelven grootelyks den.' benadeeld wor2
( 2 ) Kieuw