verdraagzaam en lankmoedig, maar eens getergd of beleedigd, niet
ligt tat bedaren te brengen, en wordt bij moedcloos, dan berstelt hij
zieh spoedig weder , om zijne pogingeu te verdnbbelen. Ook is hij
zeer verknocbt aan vaderland, godsdienst en goede zeden. Hoewel
zijne godsdienstigheid wel eens in het overdrevene valt en somtijds
zelfs tot dweeperij overslaat, ontaard zij tock nimmer in die wreed-
heid en bloeddorstigheid, waardoor sommige andere volken in de ge-
schiedenis gesehandvlekt staan. De vrijheid, vooral die des göwetens,
is hem boven alles, dierbaar, zoodat bij geene gevaren ontziet, om
die tot het uiterste te verdedigen. Men moet zeer bescheiden met
hem omgaan en hem vooral niet met trotschhcid bejegenen. Weefc
men zieh eenigzins naar zijne inhörst, aard en geneigdheid te scliik-
ken , dan kan men hem leiden , zoo als men wil, hetgeen Keizer
K abel V van de Niederländers deed zeggen, dat er geen volk was,
hetwelk, wanneer men het vaderlijk en met eenen goeden glimp be-
handelde, den naam van dienstbaarheid meer vervloekte , en inderdaad
ach zelven geduldiger gedroeg, dan de Nederlanders.
Die beredeneerde standvastigheid van karakter , die onwrikbare vast-
heid van zedelijke beginselen , waardoor de Nederlander niet zoo ligt
als andere volken van het eene denkbeeid tot het andere overgaat ,
blinkt in zijn bedaard en ernstig voorkomen uit. Gewoon te bedenken
en te overwegen , eer hij tot een besluit komt, bezit hij niet de
levendigheid en geestigheid van de Franschen en vele zuidelijke volken ,
maar heeft integendee! een juister oordeel, meer omzigtigheid in zijne
besluiten,. meer vastheid van zeden , meer onvermoeidheid in hetvolvoe-
ren van eens gemaakte ontwerpen. Ofschoon , wel is vaar, die vastheid
van karakter bij sommigen wel eens in stijfhoofdigheid , en het
rijp overleg in besluiteloosheid, ontaardt; en bij anderen, door den
invloed van Fransche zeden, tot wuftheid of ligtzinuigheid overslaat.
De menschlievendheid en mededeelzaamheid, die van oudsher ken-
schetsende trekken in het vol'kskarakter waren, hebhen nog hunnen
zetel op N ederlandschen grohd gevestigd, wanneer het algemeene ram-
pen , vooral van vuur of watersnood betreft., en nog, even als in vroegere
dagen, strekt N edeRia n d ter schuilplaats van uit hun land verdreven
en verdrukte vreemdelingen, die er steeds met minzaamheid worden
opgenomen. Die herbergzaamheid en de verdraagzaambeid in de godsdienst,
welke vroeger onze landaard boven de meeste rijken van Europa
günstig deden onderscheiden , gevoegd bij de voordeelen van den han-
d e l, hebben op verschillende tijden een aantal vreemdelingen zieh in
ons land doen vestigen -, hetgeen echter veel heeft toegebragt, om een
gedeelte van het oorspronkelijk volkskarakter vooral in de zeesteden te doen
Verloren gaan. Dit is inzonderheid het geval geweest,gedurende de overheer-
sching der Franschen ; hoewel men in de landprovincien, en onder de
landlieden, minder dan elders het nadeel daarvan heeft ondervonden
Aan- die vermenging met vreemdelingen, meenen wij dan ook hoofd-
zakelijk de minder uitwendige godsdienstigheid, den minder algemeenen
ijver voor de openbare godsdienst, de meerdere zucht tot uithuizigheid,
en de grootere liefde tot het spei, die wij thans bij onze landgenooten
ontdekken, te moeten toeschrijven.
Meer rijzig dan klein van gestalte , dragen de landbewoners , inzonderheid
in Gr o n i n g e n , F r i e s l a n d en D r e n t h e , in hun
gelaat, forsch gespierde ledematen en meer blonde dan donkere hären ,
de doorslaande blijken van niet geheel van hunne voorvaderen ontaard
te zijn. De vrouwen zijn doorgaans welgemaakt van lijf en leden , en
bij uitstek blank van vel. Zij hebben veelal fraalje en rögelniatige
gelaatstrekken, terwijl het jeugdige schoon haar vaak to t, in rijpe'R
leeftijd bijblijft, hetgeen grootendeels aan de gematigde leefwyze toe te
schrijven is. Yooral worden zij om hare kuischheid, naarstigheid, zin-
delijkheid , huwelijkstrouw en naauwgezethcid in het verzorgen harer
kinderen geprezen ; hoewel de vrouwen in Nederland meer vrijheid ge -,
nieten dan bij vele andere natien het. geval i s , aangezien de Nc-f
derlander teregt in haar de bestendige gezellin op het pad zijns levens y
zijne hulp .in voorspoed en zijne troosteres bij rampen beschouwt. i
In het aanwenden van zorg voor het, onderwijs en de opvoeding van,
hunne kinderen , worden de Nederlanders misschien door geen völk op,
aarde op zijde gestreefd; hoewel men ook hier reeds ziet, dat da-
jeugd zieh boven hare jaren verheft ; zoodat kinderen, die men vroeger
nog met toi, bal of hoepel zag speien, thans maar al te dikwijls
als mannen het hooge woord voeren. Men laat hun niet slecbts toe , eveH
als ouderen van dagen, medete spreken , maar xnen duldt zelfs, dat zij;
zieh in nog jeugdigeu , zelfs kinderlijken, leeftijd, ten nadeele van hunner
gezondheid, aan het tabaksrooken gewennen, de koffijhuizen, b.ezoe-
ken en zieh daar reeds, vroegtijdig aan het gebruik der zinbedwelmende
en verdervende Sterke dranken overgeven. Om billijk te zijn, moet
men echter erkennen;, dat. het verbeterde schoolonderwijs, vooral op
het land en bij de geringe klasse in de steden, veel heeft toegebragt,
om de vroegere Lomp- en domheid te overwinnen en door eenigzins
•beschaafdere zeden te doen vervangen. ;;
Voorheen was de gewone drank der Nederlanders bier; thans echter
wordt er meer koffij en thee gebruikt, waarvan de geringere lieden een
zeer slap aftreksel maken. Onder de burgerstand heerscht nog bijna
algemeen de gewoonte, om kort voor het middagmaal een zoogenaamd
borreltje of morgenslokje , meestal uit jeneVer bestaande , te gebruiken.
J a , in de laatste jaren is het gebruik van Sterken drank op zulk eene
schrikbarendewijze toegenomen, dat, in de provincie G e ld e rlan d , waar,
in hetjaar 1828, eene bevolking van 288,836 zielen 113,300 opeenten
voor de belasting op de. jenever opbragt, in het jaar 1836, eene bevolking
van 326,423 zielen daarvoor 162,968 betaalde. Terwijl het
uit eene vergelijking met de belasting der overige provincien gebleken
is, dat G e l d e r l a n d thans nog de minste is in het gehruik van
-sterke dranken, en dat er provincien zijn, d ie , naar evenredigheid
der bevolking, bijna eens zooveel gebruiken (1). Zij die middelen hebhen
, om wijn te drinken,. gebruiken dien meestal niet overdadig,
maar daarentegen heeft, sedert de laatste vijf.en twintig jaren, het
geregeld bezoeken der koffijhuizen en herbergen des avonds meer en
meer veld gewonnen. In koopsteden drinkt men des avonds in de
■koffijhuizen meest wijn , in . de mindere herbergen bier; welke drank
in de kleinere steden ook doorgaans aldaar gebruikt wordt, hoewejl
mep op sommige plaatsen , zoo als in F r i e s l a n d en G ro n ing e n ,
bij den geringeren burgerstand , de gewoonte lieeft van ook des avonds
jenever te drinken.
* ( l ) M en leze o v e r de n a d e e le n v a n h e t g e h ru ik d e r ß te rk e d r a n k e n , h e t
bo ek je v a n onz en v e rd ie n s te lijk e n m e d e a rb e id e r O. G. H eldri^ng , d e J e n e v e r
e r g e r d a n d e C h o l e r a , een v o l k s b o e k i n v o o r b e e l d e n e n c i j f e r s
v o o r a r m e n r i l j k , o u d e n j o n g , w a a r in m e n , op e ene ta b e l teg en o v ep
bl» 2 6 , h e t hierb o v en gezegde zal ge sta a fd v in d e n .