nadeclig is voor hen, die er niet aan gewoon zijn. Evenwel kan men
met zeggen dat c r , in evenredigheid van liet getal ingezetenen , te
A msterdam nicer menschen , dan in andere gedcelten van ons Vaderland,
sterven, ja, men beweert zelfs, dat er de luehtsgesteldheid zeer ge-
schikt is , voör tcringachtige gestellen. Tot bevordering der gezondheid
draagt vooral bij de zorg , die men aanwendt, om liet water in destad
zoovcel mogelijk te ververschen , door hot IJ water längs de menigvuldige
grachten te leiden, hetwelk volgender wijze geschiedt: Het IJ of Zuiderzee
water, dat, bij geregeld getijde, tweemaal in de vier en twin tig uren , van
hetO. met den vloed yoor de stad körnt, wordt door de intappende slui-
zen , tot op eene bekwame hoogte , dat is , tot op eenige duimen beneden
A. P. , ter stad ingelaten, terwijl de N i eu we R a p e n b u r g e r - cn
St. A n l h o 11 i e s 1 u i z e n , die het ijwater afschutten , en de E e n-
h o o r n s l u i s , die alleen dient, om uit te tappen , d'igt gehouden worden.
Destroom komt , met geregeld getijde, uit de Zuiderzee, over
1 ampus , in liet IJ , en loopt van den vuurtoren bij Durgerdam , waar liij
het diepsteis, eerst, met eenen Üaauwen bogt, naar den Watcrland-
selien dijk, waarna liij zieh stedewaarts wendt, en het sterkst aau-
loopt, op de sluis onder de St. A n t h o n i e s - of N i e u w e-m a r k t ,
alwaar men het eerst het wassen van het water waarneemt , om welke
reden liet kantoor van den opziener der stadswateren ook voör deze
sluis, in een houten huisje, over het water gebouwd, geplaatst is.
*dat alzoo het water, binnen de stad, tot eene genoegzame hoogte
geklommen is, zet men de drie eerstgenoemde sluizen open, waardoor
het water zieh in het IJ ontlast en plaats maakt voor eenen versehen
aanvoer , die bij eenen volgenden vloed geschiedt. Men heeft cr evenwel
gebrek aan drinkbaar water, hetwelk debrouwers, van boven Weesp, uit
de Yecht moeten halen. In deze behoefte wordt voorzien , zoo door het
pompwater te laten komen van Utrecht, als door regenbakken, w elke
in de meeste huizen gevon den worden , en tevens door waterhaalders ,
gewoonlijk watersehuiten genoemd, die allerw-egen in de grachten
liggen en het water, dat zij boven Weesp intappen, voor eenen
stinver de twee emniers aan de ingezetenen verkoopen. In het jaar
1857 heeft men te A msterdam eene putbormg beproefd, waarbij men
wel geene Artesische springbron , /maar toch goed welwater, verkregen
heeft, zoodat men thans de höop voedt, van, door meer dergelijke
putboringen, A msterdam van versch water te voorzien. Aan de Oost
de West— en de Zuidzijde is de stad van grasrijke beemden omgeven ,
terwijl aan de Westzijde bovendien ongeveer 50 zaagmolens gevonden worden
; ten N. wordt zij bespoeld door bet IJ , längs hetwelk zij zieh in de
gedaante van eene halve maan uitstrekt, wier beide hoornen in dien
waterboezem indringen en het Ooster- en het Westerdok , feenevens
het daartusschen liggende open gebleven gedeelte der haven insluiten.
Zij wordt door den Amstel; die haar aan de Zuidzijde hinnendringt
, en na eenen vrij kronkeligen loop aan de noordoostzijde
weder verlaat , in twee deelen , de 0 u de eu de Nie u we z ij d e,
geseheiden, en is met een aantal grachten doorsneden , die 90 eilanden
vormen, längs wier boorden de fraaiste huizen staan, in welk opzigt
de Heeren- en K e i z e r s g r a c h t e n bovenal uitrnnnten. De
kaaijen längs deze grachten , over welke meer dan 250 , meestal steenen
bruggen liggen , zijn grootendeels breed , met boomen beplant, en ,
even als de andere straten, goed geplaveid , ook wordt de geheelc stad
des nachts door 28,000 lantaarnen verlieht. Onder de bruggen munt
vooral uit de ruim 181 eil. lange en 2Qell. breede A in s t el b r u g of
H o o g e s l u i s , die op vijf cn dertig overwelfde bogen rust, van
welke de twee middelste in 1822 zijn wcggehrokeii ; terwijl de opc-
nino- voorzien is van eene dubbele valbrug, met nederslaande balan-
sen^daaraan verbonden , om Keulenaars en andere groote schepen , met
staande masten, door te laten. Längs den Amstel heeft deze stad,
door middel der scheepvaart, gemeenschap met schier alle onze ten
Z. en O. van haar gelegen Vaderlandsche provincien; längs het
IJ en de Zuiderzee, niet alleen inet Noord-Holland, Groningen
Friesland, Overijssel en een gedeelte van Gelderland, maar inet
de geheele handeldrijvende wercld, terwijl zij door straatwegen in
verbinding Staat met alle de voornaamste steden van Europa.
De Noordzee , met welke A msterdam , nu mede door het j Noord-Hol-
landsche kanaal, gemeenschap heeft, en waarvan zij, längs dit gerekend,
omtrent 15 u. afligt, brengt längs de Zuiderzee en het IJ de ebbe cn
den vloed tot vöör en binnen de stad. Bij nieuwe en volle maan
heeft men, des morgens te drie ure, het hoogste water , en bij
kwartierinaan heeft men op datzelfde nur het laagste water vöör
A msterdam. Als het water te dier stede het hoogste is , is het
op de reedevan Texel het laagst, en zoo omgekeerd; zoodat het ver-
schil lusschen A msterdam en Texel juist een getijde is.
Het Amsterdamsche waterpeiL, dat overal in dit werk, met de letters
A.P. wordt aangeduid , heeft tot vergelijkingspunt gediend van alle
de waterpassingen der rivieren, dijken en wateren in Nederland , ende
daarbij opgenomen peilschalen en gestelde of gekozene verkenmer-
ken zijn alle herleid geworden tot een denkbeeidig horizontaal vlak,
door dit punt gaande, hetwelk stadspeil genoemd wordt, en sedert
meer dan 60 jaren onbewegelijk gebleven is. De stand van dit peil
vindt men opgegeven en bepaald op 9 v. en 5 d. Amsterdamsche.
maat, of 8d. 6 v. 5J 1. Rijnlandsche , beneden de groef van de dijks-
peilsteenen , die in den muur van de Kolkswaterkeer ing , in die
onder de Ni eu web r u g en elders, zijn ingemetseld. | Op den
22 December 1812, is door den Luitenant-Generaal Baron Kraijen-
hoff en eene kommissie, van wege den Maire der stad Amsterdam
daartoe benoemd, de stand van dit stadspeil, met betrekking tot de
groef in de steen aan de Iiolkswater.keerin g , met alle oplet-
tendheid onderzoclit en bij uitstek naanwkeurig bevonden. Dit onder-
zoek heeft ten gevolg gehad, dat, tot betere verzekering van dit vaste
punt , vier steenen zijn ingemetseld; de eerste in den muur, van den
westelijken koker der groote Amstelsluis nevens de peilschaal, de tweede
in het oostelijke contrcfort van het achterfront der beurs ; de deixle in
de Schreijerstoren; en de vierde in den hoofdmuur van de kolkswaterkeering
, beneden den dijkspeilsteen, op welke vier steenen het A.P.
door eene ingehakte groef is aangewezen. Dit Amsterdamsche stadspeil
is bij de voornaamste Waterschappen in de provincie Holland, zoowel
in het Zuidelijke als Noordelijke gedeelte , op onderscheidene plaatsen
overgebragt en tot rigtsnoer aangenomen. Ten einde de naauwkeu-
riglieid der bepaling van deze peilmerken te beproeven, zijn, den ■),
6 en 7 Januarij 181.3 , alle de uitwaterende sluizen dezer Waterschappen
gesloten gebleven, terwijl het ijs de opperxlakte van het water
liedekte, en is voorts op gelijke uren, gedurende deze drie dagen ,
de stand van het water m betrekking tot. het A.P. met alle naauwr
keurigheid opgenomen. Den 6 Januarij hieven de watermolens in
Rijnland, Delfland cn Schieland gehecl stil staan , en maalden alleen
gedurende den nacht ; de beide andere dagen gaven zij eenig water ,