dathij bij bet overlijdcn van D a n i e l S a p p e l , die als Stadsbode diehde,
en s Graven knecht genoemd word , ten ceuwigen dage , dat ambt aan
de stad zoude afstaan.
Omtrent dezen lijd was de handel der Amsterdammers lanes de
Ooster- en de Wester-Schelde ook al vrij aanzienlijk, zoo als °blijkt
uit de overeenkomst, gemaakt met versclieidene Heeren en Vrou-
wen , wier goederen längs die stroomen lagen, uit krachte waarvan
nogtans zeker gelei- en bakengeld voor schepen en goederen betaald
werd, hoewel de meeste vervoer naar Braband en Vlaanderen,
in Hamburger en andere bieren en in haring bestond. Hare magt
bad zieh zells reeds zoo verre uitgebreid, dat zij, in bet jaar 1596
den Graaf tegen de Friezen met eenige groote en 50 kleinere schepen
te dienste stond. Twee jaren daarna werden, ten zelfden einde, van
A m s te r d am gevorderd 500 gewapende mannen , 5 timmerlieden ,
o smits en 5 metselaars; ook was er een algemeene omslag van
penmngen gemaakt , en boven dit alles leverde men uit A m s t e r d am ,
tot dien togt , 4 groote schepen, in ieder van welke Vijf bakovens
gemetseld waren , en bij elk dezer schepen een sehip met meel; al de
haring voor het scheeps- en bootsvolk werd te dier slede ingepakt en
geladen ^ en eindelijk leverde men nog een van de beste koggen met
zout beladen. In vergelding hiervan had de stad de eer van onder
üle, steden te zijn , die hetverbond van verzoening, tussehen de Friezen
en s Graven zoon getroffen , mede bezegelden. Maar aan den anderen
kant kwam. haar deze togt duur te staan , door dien, onder anderen,
de kogge met zout geladen en gevoerd door G e r r i t v a n H e em s k e h k ,
door storm , met man en muis , verloren ging. Om nu A m s te rd am in
de gemaakte kosten en geleden verliezen te gemoet te komen , verleende
A l b r e c h t haar, bij brief van 1 October 1598 , de vrijheid,
om binnen de stad of hare havens accijnsen te zetten op alle
goederen, waarop het haar goeddunken zoude; terwijl de .gebleven
kogge uit ’s Graven schatkist werd betaald met 450 Hollandsehe
Schilden (742 guld. 75 cents), welke som gevonden werd, uit delieffing
van eene jaarlijksche erfpacht, die de stad voor den Goudschen tol
Detaalde.
, i m I>et volgende jaar , het gemaakte .verdrag verbroken
hebbende , maakten de stroomen zoo onveilig, dat A l b r e c h t vrijheid
gat, om geweld met geweld te keer.en ; maartoen , in het jaar 1399,
eene vloot van A m s te rd am uitgezeild was, gingen de Friezen nogmaals
een verdrag aan, hetwelk zij in het volgende jaar echter weder verhaken.
Hierop kwam er verlof, dat alle schepen en goederen het
Marsdiep en het Vlie van en naar A m s te rd am zouden mögen in- en
uitvaren zonder aan eenige belasting onderhevig te zijn, dan alleen
aan de braielijke tollen, waarvan evenwel de Poortcrs vrij ver-
klaard waren. Omtrent dezen tijd bekwam de stad het voorregt,
dat de verkiezmg van drie Burgemeesters zou staan aan alien,
die Burgemeestcrs of Schepenen waren of geweest waren. In 1401
verleende Hertog A l b r e c h t haar het privilegie , dat geen barer Poor-
ters , uitgenomen de gene, die in hun ambt misdaan hadden , door
s braven dienstluiden , als Baljuwen , Bentmeesters, Tollenaars en
ocnouten , wegens eenigerhande breuken, ergens benoorden de Maze ,
zou en naogen in regte aangesproken worden, dan binnen A m s te rd am ,
en -\ooi e bank van Schepenen, ten ware bij, vechtenderhand of
gestolen goederen voerende, betrapt werd. Ook zou geen Poorter,
die binnen een,ge andere vrije stad misdeed , aldaar mögen ,'bezet
en bekommerd worden.
Toen de Hertog, in 1402, door den Arkelschen oorlog, in het
naauw gebragt werd, bezorgde A m s te rd am hem, belialve de man-
schap, die tot het voeren van den krijg vereischt werd, 1500
o-oede Gentsche nobelen (d. i. 6000 Nederl. guld.) tegen tien ten
honderd jaarlijksche rente, waarvoor vele grafelijke goederen en renten
aan de stad verpand werden , en daaronder de pacht van het gruit-
ireld, hetwelk te A m s te rd am een zeer aanzienlijk deel der Grafelijke
inkomsten uitmaakte, aangezien die stad , ingevolge vonnis van het
jaar 1504 , verpligt was , dit dubbel te betalen. Ook had de stad vnj-
lieid , om voor de opgeschotene penningen lijf- en erfrenten uit te geven.
A l b r e c h t s zo o n , W i l l e m VI, na zijns vaders dood , dezen als Graaf
opo-evolgd zijnde, verleende A m s te r d am , tot belooning der diensten,
hem door hare ingezetencn, bij het beleg van Hagestein en Everstein
bewezen, de vrijheid, om ten hären laste te mögen verkoopen lijfrenten
of erfrenten, zoo haar dat oorbaarst dunken zoude ; terwijl bij verder
de schuld, door haar ter oorzake van het beleg van Hagestein gemaakt,
voor zijne rekening nam; verklärende hij , omstreeks dien tijd, de stad
tevens vrij van alle markttollen te Woudrichem en te Heusderi. Toen
W i l l e m als Heer van Arkel gehuldigd werd , droeg A m s te rd am met eenige
andere Hollandsche steden er de kosten van ; waarvoor zij in 1407 ver-
meerderin0* van vrijheid in de visscherij bekwam j den Sellout werd de
magt gegeven , om alle breuken te beregten , en de stad verkreeg het
voorregt om alle ambten te begeven.
Inmiddels werd de handel meer en meer uitgebreid, waarvan
men , onder anderen , de bewijzen zag in het toenemen van den
lakenhandel, die vooral met de lakens gedreven werd, welke men
van Calais haalde , wordende, in het jaar 1411 , zelfs vijf Waardijns of
Opzieners over den lakenhandel aangesteld, in welke aanstelling A m s t e r dam
, nadat zij in de Grafelijke bede van dat jaar bewilligd had, als
in een aanzienlijk voorregt, bevestigd werd. In dat zelfde jaar ver-
eenigde zij zieh met de andere Hansesteden, om de Oostfriezen,
die de zee met hunne rooverijen sinds eenigen tijd onveilig hadden
gemaakt, met meer magt tegen te gaan. Door de Amsterdammers
werden daartoe eene groote hulk , onder het bevel van Schipper
J a n G e r r i t s z o o n en een ander vaartuig, een groote ever genaamd,
waarover J a n A lb e r t s z o o n gebood, voorzien met 126 soldaten, onder
bevel van K l a a s P i e t e r s z o o n uitgerust, welke schepen zieh bij de
Vloot voegden , die de sloten, waar de zeeschuimers zieh önthielden ,
gingen belegeren. Acht dezer sloten werden vermeesterd, eenigen
daarvan gesiecht en de overigen aan K e n o t e n B r o e k e afgeslaan , op
voorwaarde, van daarin nimmer zeeroovers te laten nestelen. Van
E r i k , Hertoo1 van Saksen, bekwamen de Amsterdammers, in 1414 , de
vrijheid, om in Saksen , Engeren en Westphalente liandelen , mits zij
aldaar dezelfde tolgelden als te Hamburg betaalden.
Het bestand, voorheen door Hertog A l b r e c h t met de Friezen getroffen
, was naauwelijks ten einde, of die van Westergoo overrompel-
den Staveren. De Friezen zonden hierop Afgevaardigden naar A m s t e r dam
alwaar een dag , tot eene algemeene bijeenkomst beraamd werd ,
op welken aldaar een bestand werd getroffen , dat drie jaren duren zoude
en den 1 Augustus 1414 inging.
De Schotten met welke omtrent dezen tijd ook al eenige handel
gedreven werd, kregen in hot jaar 1416 in den zin , om te beproeven ,
of zij door rooverij meer voordeel, dan door cenen wettigen handel,
konden behalen; waardoor A msterdam ook niet weinig nadeel werd