6 ALGEMEEN OVERZI GT.
Hemel en Ixet weder het opperbestuur had (1). Vrijdag, leidde men
afyan F ryga of F r e u a , die sommigen voor dezelfde als H e r t h a , de
moeder der aarde, houden', hoewel anderen haar met V enus , de godin
der Liefde , gelijk stellen, waarom die dag Vrijdag zoude geheeten
zijn j het is evenwel met onwaarschijnlijk , dat men onder den naam
F r y g a , F b e i ja of H erth a de alvoedende en kocsterende natuur verstond,
die door hare milde gaven de hoogste liefde voor het mensehdom ten
toon spreidt. Aan welke godheid echter de Zaturdag toegewijd was
is niet te bepalen. Velen spreken wel van eene g-odheid S a t er of
S eater , zonder te können bewijzen , dat de Germanen dien immer ver-
eerd hebben , terwijl anderen het voor meer dan waarschijnlijk houden,
dat de Zaturdag aldus genoemd zij, naar de Romeinsche godheid
S a tu rnu s , die ook b y de Reiten hoog geeerd werd. Wij oor-
deelen echter, dat de namen onzer dagen alle van Germaanschen
oorsprong zijn , en vroeger bestonden, dan de komst der Romeinen in
Duitschland dagteekent.
Zij hadden buitendien nog andere goden en bewezen ook godsdien-
stige eer aan het vuur. Het is mogelijk , dat zij die mede aan H e rcu
le s toebragten, doch dit blijkt niet met zekerheid uit de oude
opschriften in het begin der 16de eeuw op het eiland Wa l c l i e r en ge-
vonden. Uit de steenen, met beeiden en opschriften , aldaar opgedol-
ven blijkt echter, dat men in dat eiland zekere Godin N ehalennia
godsdienstig vereerd heeft. Het kan nogtans zijn, dat zij deze beide
laatste godheden van de Romeinen ontleend hebben.
Ten laatste begon bet licht van het Evangelie hier, even als elders,
door de duisternis van het heidendom heen te breken. Men wil, dat om-
streeks het jaar 200 reeds vele Christenen hier te lande ten brandstapel
zouden gedoemd zijn; en ofschoon de christelijke leer op eenige plaat-
sen in d e N ederlanden werd gepredikt, waardoor vele inwoners het
heidendom verlieten „ waren er echter weinige volken, die langer Hei-
dencn bleven , dan die , welke destijds tot F r i e s l a n d behoorden , daar
deze zieh met de uiterste hardnekkigheid tegen het Christendom
aankantten. Naar men wil zouden zekere W in f iu d , die later Bisschop
van York was, in 678, en na hem zekere W ille br or d , in 690, uit
Engeland herwaarts overgekomen zijn , om het Evangelie te prediken ,
maar, van wege de hardnekkigheid der ongeloovigen, geen vrucht
kunnende do'en , vertrok deze laatste naar Rome, van waar hij in het
jaar 697 weder terugkwam, als wanneer hij de eerste Bisschop van
Utrechtwerd. Algemeen gelooft men , dat de bewoners van U t r e c h t ,
Ov e r i jssel , H o l l a n d , G e l d e r l a n d e n We s t f r i e s l a n d omtrent
het jaar 700, na Ch r istu s geboorte , Christenen zijn geworden. De
Friezen werden hiertoe echter eerst gedwongen door het lange zwaard
van K ar el de Groote, die, Duitschland onder zijne magt gebragt heb-
bende, in het jaar 778, Heer der N eder eand en werd.
Omtrent het jaar 1000 waren er in de N ederlanden nog bijna geene
steenen gebouwen of kerken , alsook geene bemuurde steden. Dat hier
de eerste steenen gebouwen gesticht zijn , om de gevangenen des te
zekerder te kunnen bewaren , is te vermoeden uit de oude spreekwijze ;
iemand gevangen leggen en houden op 's Gravensteen of op den steen;
terwijl er nog steden gevonden worden , waar de gevangenissen dien
( l ) Dat hieraan n ie t lc tw jfe le n v a l t , blijkt u it het E ng e lsch , in welke taal
D i n g s d a g nog T u e s d a y e n D o n d e r d a g nog T h u r s d a y heetcn.
G O D S D I E N S T. 7
ouden naam behouden hebben, zoo als bijv. te L e yden, waar nog de
criminele gevangenis 's Gravestein heet, en te Antwerpen, waar eene
binnenpoort, bij eene voormalige gevangenis staande, wog de Steenpoort
„enoemd wordt. Omtrent dien tijd werd ook het klooster van S t . A l b e r t
te E gm o n d van hout opgetrokken , en het duurde meer dan 100 jaren
eer er in geheel N ed e r l a sd een ander klooster te vinden was , tot
dat e r ’ na het jaar 1100 of 1200 , liier en daar nog een gesticht
werd- maar van dien tijd af werden d e N ederlandeit met abdijen,
kloosters en kerken als bezaaid, zijnde er in honderd jaren tijds,
namelijk in het laatst der twaalfde en het begin der dertiende eeuw ,
ep onderscheidene plaatsen in d e N ederlandek meer dan zestig abdijen
gesticht en begiftigd, van welke eenige van wallen , muren,
torens, poorten en grachten, voorzien waren , zoodat zij meer naar
koninkiijke sterkten , dan naar geestelijke gestiebten geleken. Demees-
ten dezer gestickten, die nog ten tijde der kerkhervortning aanwezig
waren zijn destijds verwoest of later tot andere gebrniken ingerigt (1).
DE NEDERLANDEN GEDURENDE DE MIDDELEEUWEN.
Hoe de hier hovenvermelde Volkeren later te zamen gesmollen zijn ,
is niet stellig te bepalen, vermoedelijk is h e t, dat eenige hunner , zieh
teoen de alles overwiiinende magt der Romeinen zaamverbonden lieb-
bende, door verhuizing, zamensmelting en onderlinge buwebjken tot
eene natie geworden zijn;. altbans in de öde eeuw vindt men ten Noorden
van den Riin geen ander volk, dan dat den naam droeg van Friezen,
eilten Zuiden van dien stroom de R a t a v r e r e n vermeld.
Toen in bet begin der vijfde eeuw Gallie eu andere Romeinsche
wingewesten door de Alanen , de Wandalen en de Sueven overstroomd:
werden , leden ook deze landen grooten overlast. Men wil dat destijds
de Sueven zieh in Z e e 1 a n d hebben nedergezet, zoodat de naam
Zeeuwen, dien de tegenwoordige bewoners van dat gewest nog dra-
gen , van hen zoude ontleend zijn. In bet jaar 410 kwamen de Westro-
i Gothen of Visi-Gothen , vergezeld van de Herulen , de Sclaven en de
j Wilten, zieh mede in Gallie, en vermoedelijk ook in e eD godeelte van
deze landen nederslaan. Gedurende de oorlogen , die een noodzakelijk
i gevolg van de overkomst dezer vreemde volken waren, wordt geen ge-
! wag gemaakl van de Batavieren, en later vindt men van alle de
vroegere bewoners dezer landen allcen nog den naam van Friezen vermeld
, zoo als dan ook schier geheel N o o r d -N e d e r l a k d eenigen tijd
onder den algemecnen naam van F r i e s l a n d is bekend geweest. Waar
rle Batavieren gebleven zijn is met geen zekerheid te bepalen ;■ ver-
moedelijk zijn zij gedeeltclijk in de Romeinsche legers versmolten,
gedeeltelijk uit hun land gejaagd , en onder andere naburige volken'
verstrooid , gedeeltelijk met de volken , die zieh-in h u n land vestigden ,
door huwclijken vermengd. Van sommige hunner oude krijgslieden
( i ) Zij ; die iets raeor omtrent de oude gebouwen onzer voo rouderen wenschen to
w e ten , iezen de b e la r ig r iik e , cn zoo w e l g e s ch re v cn K ö r t e S c Tie l e v a n de
o u d e g e w o o n t e , öm iii h o n t e n g e b o i j w e n t e w o n e n , e n v a n d e r z e i t
v e r o v e r g a u g t ô t s t e e n e n w o u i n g e n , v o o r n a m e I ij k i n G r o n i n g e n ,
van onze n geleördnrt medewerke.r'Mr; I I , ü f F eith , te v in den in de B ij d r a g e n v o o r
V fcl e. r 1 a n d’s c h o g e s c l i i’o d e n i s on o u. d li e i d k u a d e > v e r z i i u i i c l â o n
u i l g o g u v o i i d o o r A , N y n o r r , D . I. b l. 209-255.