De Alfoeren , die de eigenlijke bewoners dezer eilenden en zwart of'
doorsebijnend bruin van kleur z ijn , wonen in dorpen , die u it tien
of twaalf huizen bestaan , onder het gezag van een liunner oudsten ,
en leven zeer vreedzaam en broederlijk onder elkander, zonder dat in
hu nne maatschappij eenig ander gezag bestaat, .dan de uitspraak der
oudsten van het v o lk , op grond van voorouderlijke gewoonten, die bij
ben in booge achting staan. De overdreven zucht to t sterken drank
is de voornaamste, zoo niet de eenige, ondeugd dezer eilanders. Zij
hebben zeer weinige behoeften. Hunne wouingen of hutten zijn
armoedig. Slaven, geweren , lila’s , gongs en olifantstanden maken
hunnen geheelen rijkdom uit. Hunne kleeding b e s ta a t, bij de mannen,
in eene strook w it, blaauw ofgebloemd lijnwaad, tusschen de beenen
doorgeslagen, en op zijde toegestrikt. Deze gordel, die bun eenig
kleedingstuk u itm a a k t, noemen zij tjidako. Witte armbanden van
zekere schelpen vervaardigd , stukjes koperdraad in vier of zes gaten
boven elkander in de ooren gestoken , en koralen, die zij zieh om
den hals h an g en , dienen hun to t sieraad. Hun h a a r , dat over
het algemeen sterk gekruld en zwaar i s , wassehen zij met kalk of
inet aschwater, waardoor het stroef w o rd t, en eene vale kleur bekomt,
welke beide eigenschappen bij hen voor zeer sehoon doorgaan. Som-
roigen, die zeer lang haar bebben, binden het van achteren met eenen
knoop op, en steken het met eene kam van baruboes vast. Eenige
snoeren koralen, die van het regteroor over het voorlioofd aan het
linkeroor vastzitten , versieren meestal hun kapsel. Zij hebben altijd
een zoogenaamd boslemmer mes op zijde , tusschen den tjidako inge-
stoken. De vrouwen dragen om de beupen eenen ketting van dik k o perdraad,
die met eenen haak toesluit. Over dezen ketting hangt van
voren een lapje lijnwaad ned e r, en van achteren is haar eenig deksel,
een v ie rk a n t, fijn gevlocbten ma tje, dat tusschen dien ketting inge-
stoken wordt. In Beide ooren zijn vele snoeren koralen vastgemaakt,
die, om den hals en tot op de borst afhangende, haar een niet on-
bevallig voorkomen geven. In de onderscheidene gaatjes, waarmedc
de geheele zoom van het oor doorboord is , steken zij stukjes koper
of tin j ook bedienen zij zieh ,: ten zellden einde , van zeker zwart zee-
gewas , waarvan zij ook armbanden maken. Onder de knie en boven
de ellebogen dragen zij een bandje van fijn gevlochten r ie t, en steken
daar vcellijds bladeren van den amplas tusschen. Het haar der vrouwen
is zeer lang en fijn, en doorgaansweinig gekroesd. Zij vlechlen
b e t in onderscheidene strengen , die zij boven op het lioofd bijeenknoo-
pen. De meeste werkzaambeden worden door haar v e rrig t, zij dragen
w a te r, hakken liout , kooken trip a n g , zoeken visseben en maken den
maaltijdgerced, terwijl zij daarbij gestadigbare kleine hinderen op den rüg
dragen. Geen dezer eilanders kan eene vrouw bekomen , ten zij bij op
zieh neme , den bepaalden b ruidsebat, in olifantstandcn , koperen gongs ,
lijnwaad enz. beslaande , te betalcn ; zoodat een vader , die vele doch-
ters h e e f l, rijk is door den bruidsebat, dien bij voor zijne dochters
bekomt. De huwelijkspleglighcid wordt door eenen maaltijd en door
het lustig drinken van arak voltooid (1).
U ' W i j men mecr Oratreiit de zeden eii gcwoonl«*n van deze ciJanders welcri »
men ieze 1)* H, K o z f f Jr t R e i z c d o o r d o n Z u i d é 1 ij k -» M o 1 u k s o h e n A r c h i —
p e l , LI. i6 8 » -2 3 4 »
Hoewel de Aroe-cilandcrs anders zachtzinnig van aard z ijn , bebben
zij zieh vroeger wel eens door vlugtelingen van Banda tegen de Ne-
derlanders laten opzetten. Zoo waren, in het jaar 1683 , de Kapitcin IIys-
seeberg , de Luitenant Roozenbbrg en de Vaandrig Lecas Keaasz. de
J o n g , met een schip en eenig krijgsvolk , naauwelijks voor bet dorp
W o r k e y , op het eiland van dien n aam, aangekomen , ofer gingen wel
1200 gewapende mannen op hen a f , die met pijl en boog naar hen
schoten ; maar toen IIysseiberg er eenige met seliroot raakte , gingen
zij dadelijk op de loop. Naderhand to t den vrede uitgelokt, en
op eene ste ile , maar veilige plaats bijeengekomen zijnde, werd er
een verdrag getroffen , volgens betwelk zij in drie reizen 18 slaven
aan de Compagnie zouden leveren. - Nu dacht m e n , dat zij de eerste
zes zouden gaan halen , maar zij kwamen niet terug. Men kreeg ook
tijd in g , dat er geen mensch meer in het dorp was , en dat zij. 3 of 4
Nederlanders, die in hunne magt waren , het boofd badden afgeslagen ,
waarop de onzen, niet slechts het dorp Workey, maar bovendien nog
8 of9 andere dorpen, in den aschdeden leggen. Op dezelfde wijze waren
de onzen er in 1646 en in 1637 behandeld , toen de Aroe-eilanders eerst
met die van Goram en daarna met die van Ceram-Laoet, onze vijan-
den , zamenspanden, om onderscheidene Nederlanders te vermoorden
en eenige coracora’s der Ambonezen te nemen. Thans zijn welligt ncr-
gens in den Molukschen Archipel de inboorlingen zoo sterk aan de
Nederlanders verknocht als hier.
AROES , A r u of J a k s o o s eilandjes in Oost-Indie, aan de Oostkust
van het Sundasche eil. Sumatra. Zij behooren to t het Yorstendom
Aroe, en liggen eenige mijlen van de uitwatering der Nekau. Het
grootste dezer eilanden lieet Ar o e o f P u l o - A r o e .
AROO-EILANDEN, g r o e p e i l . in Oost-Indie. Zie A r o e - e ila n d e n .
AROSBAJA, A r o sb a y , A r o sb a y a of Semanap , vl. in Oost-Indie.
op den Noordwesthoek van bet Sundasche eil. Madura, prinsd. Madura
6° 33' Z. B. 130° 30' 0 . L.
Dit groote en welvarende vlek Staat onder eenen tommonggong, die
er een groot gezag beeft. Het is welbebouwd, en onder de huizen treft
men eenige voornamc gebouwen aan. Men beeft er twee fraaije Moor-
sebe tempels en twee groote marktplaatsen. Ook wordt er een aan-
zienlijke bandel gedreveu, zoo met bet eiland Java als met andere gewesten
, w aartoe de ruime haven , aan welke de stad gelegen is , seboone
gelegenlieid biedt. Er is een Ontvanger der in- en uitgaande regten
aangesteld.
Den 6 December 1393, kwamen deschepen Mauritius, Jlollandia en
Amsterdam, benevens de pinas het Buifken, die den 2 April van dat
ja a r van Amsterdam, onder Corhelis Hoetman, uitgezeild waren,
voor deze plaats ten anker. De Madurezen begaven zieh liierop met
3 sterk bemande tinggangs naar de schepen , en lieten aan die van
het schip Amsterdam vragen , of zij wel eenige geiten, rijst enz. aan
boord mogten brengen. De to lk , met deze boodschap belast werd
door den Opperstuurman , die in een geveclit voor Cidajo zwaar
gewond was , vrij ruw bejegend en gelast aanstonds van boord en , bij
aldien hij iets te zeggen Bad, naar het schip Mauritius te g a a n , aan
wclks boord Houtmav zieh bevond. Naauwelijks was bij van boord ge-
gaan of de Madurezen vielen op het schip Amsterdam aan. Ditbekwam
hun echter zeer kwalijk, alzoo de onzen onlzet van de andere schcpen
kregen, en daardoor onder dezen trouwloozen lioop zulk eene slagting
aanrigUen , dat allen , die in de linggans waren, en onder dezen ook