en de Staten van Holland toonden zieh genegen, dat ambt ende andere
lioogc ambten , die daannede gepaard hadden gegaan , vooreerst niet te
■begeven. Gaarnc liaddcn ze die gez.indheid ook bij de andere provincien
verwekt ; maar S t a d e n L a u d e en Dr c n t l i e verkozen terstond
Graaf W illem F r e d em *. van N as sau , Stadbouder van E r i e s 1 a n d , tot
■dien post.
In Engeland, waar men Koning Kakel I ontbalsd , zijnen zoon
uit liet Rijk gejaagd en eenen nieuwen regeringsvorm, onder bet
.protectoraat van Ouvier Cromwell , bad aangenomen , gaf men voor,
dat deNederlanders , voor vele jaren , de Engelschen opAmboi na in
O o s t - I n d i e zeer zwaar hadden beleedigd (1), en dat banne gezanten
lieimelijk in verstandhouding stonden met den verdreven Koning. Dit
voorgeven gaf aanleiding tot eenen oorlog, die in bet jaar 1652
uitbarstte, en met eenen vrede eindigde, welke den 15 April 1654
te Londen gesloten werd , en waarbij men den -Engelscben beloofde , bet
belang van den verdreven Koning niet vo'or te staan, voor de Engelschen
als van ouds de vlag te strijken , en wegens de Indische belee-
digingen vergöeding te geven. Bij een bijzonder artikel werd bepaald,
dat de Staten van Hol l and den Prins van Oranje en alle de nako-
melingen zijner moeder., eene dochter van den onthoofden Koning van
Engeland , voor altijd van bet stadhouderschap hunner provincie zouden
nitsluiten en nimmer hunne stem geven, om een hunner tot liet Kapi-
tein-generaalschap te bevorderen. J am jde W itt, Raadpensionaris van
Ho l l a n d , die thans de klein der Regering in banden bad, had dezc
uitsluiting, in der Staten vergadering, voornamelijk doorgedreven.
De Protector van Engeland, Ol iv ie r C r om w e l l , overleed den 15
September 1658 , waardoor de zoon van den onthoofden Koning van
Grootbrittanje , in het jaar 1660, onder den naam van K ar el II ,
wederom den troon zijner vaderen beklom. Die Vorst had, gedu-
rende zijne ballingscbap, zoo vele diensten van d e N ederlanden genöten ,
en , vöör zijn vertrek naar Engeland , zulke sterke betuigingen van
erkentenis gedaan , dat men niet* twijfelde aan eenen onverbrekelijken
vrede tusseben Engeland en dezen Staat; te minder, daar men in
1662 een plegtig verdrag met de Köningen von Engeland en Frankrijk
sloot. Doch het leed niet lang of men zag , wat men van de Engelscben
te wachten bad , en het barstte in 1664 tot eenen openbaren
oorlog uit, die niet eindigde, dan nadat eene Nederlandsclie vloot,
onder bet bevel van den Luitenant-Admiraal M ichiel A d r ia a n sz . de
R u it e r , de Theems , tot digt onder Cbattam, opgezeild was , en aldaar
vele Engelsche schepen verbrand bad. Deze stoute daad bragt den
schrik voor de Nederlanders tot binnen Londen. Nu werden de Engelschen
, wier Afgevaardigdcn tot de vredehandeling zieh reeds sedert
Mei te Br e d a hevonden, handelbaarder dan te voren, zoodat reeds,
op den 31 Julij 1667 de vrede gesloten werd , waarbij wij wel Nieuw-
N e d e r l a n d (nu de Staat NewriSTork, in Noord-Amerika), verloren,
maar S u r i n ame , dat door eenige Zeeuwen veroverd was , en
het ciland P o u l e r on behielden; terwijl de akte van C romwell wel
niet vernietigd werd, maar toeb eene voordeelige vijziging onder-
SinSDe
vrede van Br eda was nog niet gesloten, of men kreeg reden, om voor
eenen nieuwen oorlog te vreezen. L o dew ijk XIV , Koning van Frankrijk
( i ) Z ie h ic ro vM n ade r op het a r t . A mboina ia h et W o o r d e n b o c k ,
bewcrchdc, dat zijne gemalin, eene dochter van F ilips IV, Koning
van Span je, die den 17 September 1665 overleden was , regt had op
ran gedeelte der Spaansche Nederlanden , had een leger te velde gebragt
en in drie maanden tijds een groot getal steden in Henegouwen en
Vlaandercn bemagtigd. De Staten, zulk eenen magtigen Vorst zoo
nabij hunne grenzen ziende, waren in geene kleine \erlegenheid. Zij
waren beide met Frankrijk en met Spanje in verbond, en konden
dus den eenen niet hei pen , zonder den anderen te beleedigen. Onzij-
dig te blijven was hun , om hunne eigene veiligheid, ongeraden. Zij
zöchten das door beleid van den Raadpensionaris de W i t t , Frankrijk
en Spanje te bewegen tot een verdrag , en sloten , in het begin des
jaars 1668, de Triple Alliantie , of het Driemudig verbond met Groot-
Brittanje en Zweden, waarbij men de voorwaarden beraamde, op
welke men den vrede zou zocken te bewerken. Hierdoor werden de
Köningen van Frankrijk en Spanje tot het sluiten van eenen vrede
gebragt, die in Mei van het jaar 1668 , te Aken tot stand kwam, en waarbij
de steden Charleroi, Binche, Äth, Douai en de sterkte Scarpe , Door-'
nik, Oudenaarde, ltijssel, Armentiers, Kortrijk, St. Wijnoxbergen en
Veurne met hare onderhoorigheden, aan Frankrijk werden afgestaan.
De Koning van Frankrijk, die zieh door dezen vrede in zijne over-
winningen gestuit zag, besloot van toen af, | zieh gestreng te wreken op
de Staten, die hij voor de voornaamste ontwerpers van het drievoudig verbond
hield. Om dit, voor hem nadeelige, verbond te verbreken , zocht
L o d e w i j k XIV eerst de Staten daarvan af te trekken , en, toen dit niet
gelukken wilde, handeldehij , ten zelfden einde, met Zweden en Engeland.
K a r e l II liet zieh , in Kfet jaar 1670 , overhalen tot eene heimelijke
overeenkomst, omgezamenlijk met Frankrijk de Staten te beoorlogen.
Twee .jaren later sloot Frankrijk ook een tractaat met Zweden; en uit deze
bandeling ontstond de gevaarlijke oorlog van het jaar 1672, dien Frankrijk
waarschijnlijk niet zoude ondernomen hebben, indien de Engelschen
zieh aan het verbond gehouden hadden, zoo als K a r e l II nog in het jaar
1671 vcrklaard had te zullen doen. De Staten, die nu duidelijk genoeg
zagen, dat het op hen gemunt was, schreven eenen heleefden brief aan
den Koning van Frankrijk, belovende hem alle voldoening te zullen
'geven. De Koning gaf echter zoodanig antwoord , dat de Staten,
gcene verandering te gemoet ziende, op middelen bedacht waren, om
zieh te weer te stellen. De vloot werd dan ook weldra in goeden
Staat gebragt; maar de krijgsmagt te lande was niet sterk, uithoofde
van de oneenigheid onder de provincien , van welke sommige geen
toestemming tot het aanwerven van volk wilden geven , indien men den
Prins van O r a h j e niet tot Kapitein-Generaal aanstelde , waartoe Holla n d
bezwaarlijk en niet dan voor eenen enkelen veldtogt besluiten kon.
Deze provincie toch had hij een zoogenaamd eeuwig edict, in het jaar
1667 , vastgesteld : 1°. dat geen Stadliouder van eenige provincie Kapitein-
Generaal zoude worden, en 2°. dat. men, in Hol land, nimmer weder eenen
Stadliouder zoude aanstellen. De andere provincien hadden , in het jaar
1670, allcen in het eerste dezer beide punten bewilligd Hieruit volgde,
dat de Prins van O r a n j e , zoo lang deze seliikking stand hield, nimmer
Stadhouder en Kapitein-Generaal te gelijk, en nimmer Stadhouder van
Hol land worden kon. Voor het uitbarsten van den oorlog werden de pro-
vmcien het echter eens, omtrent de bevordering van den Prins van
O r a n j e , en zij stehlen hem , in Febrnarij van het jaar 1672 , aan tot
Kapitein-Generaal voor den aanstaanden veldtogt, mits hij beloofde geen
Stadhouder te zullen worden.