134 A ME,
mond des Rijns en den Jutlandschen kaap, gewaagt, en de Wadden , of-
sclioon toen minder breed dan thans, reeds bij de onden , onder den naam
Tan Mare Vadosum , bekend waren. Het is onbelwistbaar, dat, door
de menigvuldige stormen en watervloeden , die Friesland’ gedurende
eene reeks Tan eeuwen teisterden , ook .dit e i l . hetwelk hel eerst en-
meest aan den geweldigen golfslag blootstond, ontzaggelijk Teel heeft
geleden ; waarbij nog komt , dat men voor zeker houdt, dat de
grond, in den geduchten stormvloed van 1284, ongeveer 3 ä 4 v. is
gezonken. Ook heeft men , op die diepte , onder den zandbodem, waaruit
de oppervlakte groolendeels bestaat, eenen kleigrond, met stcenen , ge-
reedsehappen en andere zaken yermengd, gevonden. Nog dage-
lijks gaat de zee voort aan de zuidzijde, waar strand en land zicb
plotseling scheiden , bet schijnbaar Taste strand , uit verschillende lagen
zand en klei zamengesteld , door gedurige kabbeling te ondermijnen,
Waardoor het zand onder de bebouwde oppervlakte van bet land weg-
gevoerd wordt, en de bovenste lagen allengskens overhcllen , instor-
ten en medegesleept worden, om met de eb in den boezem der
Noordzee te verdwijnen, of met den vloed de noordweslkust van
Friesland door aangronding te verrijken. Aan de overige zijden
is het eil. , daarentegen , door eene reeks hooge en breede zanddui-
nen, waarvan de boogste zieh somwijlen 30 a 60 v. boven de oppervlakte
der zee verhelfen j als eene natuurlijke zeewering, tegen de
Noordzee omgeven. Deze zijn , wel is waar, in staat den hoogsten
vloed te wederstaan , maar zij hebben nog met eenen anderen, niet
minder gevaariijken vijand te kampen, namelijk met den wind*, en wel
bijzonder den storm , die somwijlen zoo veel kracht op de duinen uitoefent,
dat zij zieh, door geweldige verSluivingen , niet zelden verplaatsen,
of de nabijgelegene akkers, die met de schoonste vruchten prijken,
geheel met zand bedekken en bedelven , en daardoor de hoop des land-
bouwers verijdelen. Om dit gevaar af te weren , en deze nadeelige
gevolgen te voorkomen , heeft het Gouvernement, sinds twintig jaren ,
onder het bestuur van eenen Opziener , weder de zoo heilzame duinbeplan-
tingen met helmriet ingevoerd ; en het is bijna onbegrijpelijk, hoe
A meland dus zijn behoud, in dit opzigt, niet aan millioenen schals,
maar aan deze plant en aan eenige bossen stroo en dunne takjes ,
waarin het helmriet vast gezet wordt, te danken heeft , dewijl opene vlak-
ten daardoor tlians van bevestigde duinen voorzien zijn. Door de aan-
planting van dit helmriet, welks lange , taaije en vezelachtige wortelen
zieh al kruipende ver en soms wel zes v. om zieh heen in heL dorre zand
uitbreiden, worden de duinen middellijk voor verstuiving bewaard •
terwijl de grond bovendien , door verrotting en natuurlijke bemesting,
van tijd tot tijd eenigzins vruchtbaarder wordende , aanleiding ontvangl,
dat ook andere planten daarin ontkiemen en tot de vastheid van
de anders losse zandheuvelen bijdragen , ten einde den sterksten stormen
wederstand te bieden. Er is echter eene plaats , ongeveer in het midden
des eilands, even bewesten Nes, waar zeer lage of liever geheel
geene duinen zijn , door welke opening de Noordzee alleen bij hooge
vloeden gelegenhcid heeft, längs eene laagte, holte ofslenk zieh eenen
doortogt dwars door of over het eil. te banen en het in twee deelen
te scheiden. Hoe nadeelig zoodanige doortogt ook zijn möge , moet echter
de vrees , dat het eil. hierdoor van elkander geseheurd konde worden,
zoo als men vroegcr vooronderstelde , ongegrond zijn: want, hoewel de
pogingen -, om d:t gevaar geheel af te wenden, door deze slcnk tie dempen ,
even als die om den stroom af te leiden , mislukt zijn , neemt deze in-
strooming des waters tocli van tijd tot tijd meer af dan toe.
A ME. 153-
Welke nevelen de belangrijkc geschiedeni* van Ameland in de
vroepste tijden ook mögen omhullen $ — m e t hoe . weinig zekerheid
mcnU ook kunne stellen , d a t h e t als een allodiaal goed door de Fransche
Koningen bezeten werd : J d it meent men m e t grond te mögen vaststellen
: d a t Koning Radboud h ie r , aan den mond van de Middelzee ,
d e r Godinne Fo sta eenen tempel had. g e s tic h t, waarnaar h e t eil. den
naam van Fosteland zoude bekomen hebben. Nadat deze K o n in g , door
K a re l- den Grooten verdreven w a s , kwam Ameland aan T e k la , de
beminnelijke dochter van den Frieschen Koning Gondebald , die in h e t
huwelijk tra d me t Taeke van Cammingiia , den eersten Vrij- en Erfheer van
Ameeand, welke, zoo m e nw il, in h c tja a r8 0 6 , den.tempel van Fo sta in eene
christenke rk veranderde. Deze k e rk groeide la te r to t een Benediktijner-
klooster a a n , hetwelk in de 12de eeuw n a a r Ferwerd in Ferwerderadeel
overgebragt z ijn d e , h e t aanzijn aan h e t bekende kloostcr Foswerd
gegeven heeft. Na dien tijd is de geheele erfheerlijkheid van Ameland
in vrede aan h e t huis van van Cammingha gebleven to t aan h e t ja a r 1 4 0 a ,
wanneer de toenmalige Grietman van Ferwerderadeel h e t anders be-
greep en liet eiland wilde beschouwd hebben als onder zijn bestier
staande in welk beweren bij echter door de Staten van Friesland in
h e t ongelijk gesleld werd , hetgeen vermoedelijle niet zoude gebeurd
z ijn , indien Ameland toen nog zoo naauw me t Friesland was vercenigd
geWeest als in de lieg en d e - en tiende eeuw. Fie teb van Cammingiia begaf
zieh in 1494 n a a r Keizer Maximiliaan , die zieh toen binnen Antwerpen
bevond , en verkreeg van hem eene ruime bevesliging dier voor-
r e g te n , welke door de Staten van F rie s la n d , te H a rtw e rd , aan de
liecrlijkheid van Ameland waren toegekend. In h e t ja a r 1'SIO verhoorde
men- eenige oude lie d e n , die eenparig getuigden , d a t zij en hunne
ouderen nooit van eenen Heer van Ameland liaddcn hooren spreken
dan u it den huize van van Gammingha , en d a t h e t land , voor zooveel zij
w is te n , aan niemand anders onderworpen w a s ; waarmede ook
volkomen overeenkomt liet getuigenis der Heeren Gedeputeerde Staten
van F rie s la n d , aan de admiraliteit te Enkhuizen gegeven in. 1Ö88.
Toen O liv ie r Cromvvel , Protector van Engeland , in 1632 onzen S ta a t
den oorlog verklaard had , zonden de Amelanders , bekommerd v o o r
de stremming van hunne visscherij en scheepvaart door de Engelsche
k a p e rs , in Februarij 1 6 3 4 , twee personen u it liun midden , onder
den tite l van Afgezanten van h e t eiland Ameland, d e rw a a rts , om
hem te overtuigen , d a t hun eil. volkomen onafhankelijk van Friesland
was , en diensvolgens als geheel onzijdig moest a an g em e rk t
w o rd e n ; hetwelk h un door den Protector dadelijk werd to eg e z eg d ,
die zelfs nie t n a lie t, deze lied en , n a a r de wijze der Afgezanten van
Koningen en Yorsten , op ’s lands kosten te o n tb a le n , en aan zijne
eigene tafel te noodigen; hoewel de houding en eenvoudige manier
Van spreken dezer lie d e n , geen gclijkheid hebbende m e t den hoof-
schcn t r a n t , aan Cromwee en onderscheidene Engelsche Grooten , gedurende
eenige dagcn , veel stof to t schertsen gaf. In den oorlog van
167 2 viel bun weder h e t geluk te b e u r t , van als n eu tra a l beschouwd t e
worden , maar ditinaal op verzock des Keizers , die Ameland te d e z e r
g elegenhcid, hoewel te o n re g te , als ecn lcen van, h e t kcize rrijk
beschreef.
Omtrcnt het jaar 1 653 ontstond er een hevig geschil over liet
leenregt van dit eil., hetwelk toen bestuurd werd, door Hcer P i e t e r
v a n Cammingiia , wiens zuster, C a t i i a r i n a , in liet huwelijk trad met E r n s t
Zuum , uit Pomnicren , Kapilcin Majoor der Infanterie van den Staat,