WI NDEN.
De ligging van de Noordzec , ten Westen en Noorden van doze landen,
is missehien oorzaak dat de znidwestenwind hier meer dan ecnige
andere waait ; waarora de molens te voren ,' toen zij nog niet naar
e wmdstreek konden gedraaid worden, tegen het zuidwesten Vast ge-
bouwd waren. Natuurkenners hebben waargenomen, dat hier,, alle
jaren, hijna evenveel westelijke, oostelijke en andere winden waaijen ,
en dat, het ééne jaar door het andere gerekend, de noordenwind hier
twee en veertig dagon in het jaar waait, de noordwestenwind drie
en dertig dagen; de westenwind zeven en vijftig; de zuidwestewind
acht en zeventig; de zuidenwind drie en dertig; d e ,zuidoosterAvind
zes en twintig; de oostenwind drie en vijftig; en de noordoosten-
wmd drie en veertig dagen. De westelijke winden, die over de Noord-
zee körnen , brengen ons vochtige dampen en dikwijls regen mede ; de
noordewind, die uit koude streken naar ons toe waait . brengt door-
gaans koude en de ooslewind brengt . ons wannte aan. Wij hehben,
zoo als uit de hier bovenstaande opgave blijkt, in dit land Veel ooste-
winden, hetgeen er de luclit in den zomer dikwijls zeer koel rnaakt.
Des winters brengt deze wind bijkans altijd vorst mede. De grach-
ten in de. steden en op bet land, de binnenwaters en rivieren zijn
dan niet zelden met ijs bedekt.
LANDZIEKTEN.
Jicht en scheurbuik of hlaauwschuit plagten hier vroeger de gewone
landziekten te wezen, doch zijn , sedert eene halve eeuw . . viel zeld-
zarner geworden., zelfs. verklären onde en ervarene arisen , dat men
van de s c h e u r b u i k , sints jaren, niets meer aantreft. Het
mo n d z e e r (stomacare), hetwelk nog vaak voorkomt , is ook van
geenen scheurbuikigen aard. De vochtigheid , de koude en schielijke
veranderingen van het weder , inzonderheid in Ho l l a n d , Z e e l a n d ,
F r i e s l a n d en G r o n i n g e n zijn de oorzaak, dat de verkoudheden
hier zoo algemeen zijn. In den nazomer en de herfst regeren er vooral
koortsige en k oortsvrije zinki n gziekten , die van alle de in onze
gewesten regerende ziekten., de menigvuldigste zijn; alsmede galkoort-
sen, die na lieele zomers, inzonderheid na de hondsdagen , wanneer
die gepaard gaan met zuidelijke zocle winden en onweders hoogst-
zelden als die veel vergezeld zijn van noordelijke, vooral van noord-
ooste winden — op de kleigronden , en op deze bijna ook uitsluitend ,
regeren, en zelfs soms vrij algemeen heerschende zijn; voorts vele ande-
rendaagsche ; dubbele anderendaagsche , derdendaagsche en
dubbele derdendaagsche koortsen, die evenwel zelden besmeltelijk
zijn. Dat de ty p h e u s e z i e k t e n , die echter hier niet zoo geheel zeld-
zaam zijn, in deze landen minder dan elders heerschen, is aan het vermij-
den of weeren der ophoopingvan menschen , vooral van zieken, in kleine ,
läge woningen , toe te kennen. Terwijl een groot aanfal ;dvooral van
de mindere volksklasse, aan de gevolgen van hel onmatigi gebruik van
Sterke drank weggerukt worden ; geeit men algemeen’ het orimatig gebruik
van koflij en thee als de oorzaak op der m a a g k w a 1 en die
hier, vooral onder de vrouwen, heerschen ; tevens móet men,.ige-
deeltelijk aan het voortdurend misbruik van warme dranken , die ,
inzonderheid in onze meestal laag gelegen en vochtige landen , de \c-
zels verslappen en verteedercn, de tlians meer dan vroeger hier voorkörnende
zen uw z i ek t e n toeschrijven; terwijl ook, door »/
veclvuldige, lioofd- en hartverpestende , romaneske geschriften , ver-
tooningen, speien enz., welke de gevoeligheid van het zenuwgeste
onmatig verhoogen, die ziekten sinds een ■ reeks van jaren allengs meer
en meer in menigvuldigheid hebben toegenomen , en, als gelijken tred
houdende met de zoogenaamde loenemende beschaving, niet alleen in
de steden , maar nu ook reeds ten platten lande , hoe langer hoe meer,
vooral bij de vrouwen, de plaats vervangen van andere, voorheen m
de steden, zoowel als ten platten lande, niet zelden, en nu slechts
spaarzaam voorkomende, ziekten.
ZEDEN EN GEWOONTEN.
De Inwoners van het Koiungrijk der Nederlandes zijn over het
algemeen naarstig en arbeidzaam. De landbouw , veehoederij , melkerij
en het zuivelmaken, worden niet alleen door de mannen, maar o°k
door de vrouwen , met de meeste vlijt waargenomen. Längs de zeekus-
ten generen zieh de mannen met de visscherij ; terwijl hunne vrouwen,
op onderscheidene plaatsen, zieh op den landbouw toeleggen. In de
steden wemelt het van allerlei ambachtslieden er. winkeliers. In som-
mige provincien bloeit .de koophandel en zeevaart zoodanig, dat met
slechts de meeste inboorlingen, maar nog een aantal vreemdelingen er
den kost mede winnen, hoezeer op ver na niet in die mate, als in het
hegin en midden der vorige eeuw. Daarentegen is, in sommige andere provincien,
denijverlieid tot eene verbazendehoogteopgeklommen. De kooplieden
hier te lande hebben van oudsbij de andere volken als eerlijk en
gelrouw aan hunne verbindtenissen te boek gestaan, en dezen roem hebben
zij over het algemeen nog niet verloren ; hetwelk, gevoegd hij hunne
naarstigheid, arbeidzaamheid en uitnemende bekwaamheid tot den han—
del , veroorzaakt, dat de vreemdelingen liever bij ons dan elders te
markt gaan , en hunne waren gaarne aan onze handelaars afzetten. De
winzucht en gierigheid , misschien twee hoofdgebreken onzer landlieden,
hoewel zijthansbij sommigen voor de tegenovergestelde gebreken , speel-
zucht en verkwisting, hebben moeten onderdoen , hebben menigen koop-
man bedorven en tot eenen bedrieger gemaakt. De spaarzaamheid, die
vöor weinige eeuwen als de hoofddeugd onzer landgenooten opgegeven
werd , en maar al te vaak tot kleingeestige inhaligheid oversloeg , heeft
bij velen plaats gemaakt voor eene uitspattende weelde, verkwisting
en onmatige zucht tot prachtvertoon ; zoodat men niet zelden koop-
lieden vindt, die, niet te vreden met hunne huizen op eene bijna
vorstelijke wijze in te rigten , koets, paarden en prächtige landhuizen
bezitten. Overdaad en spilzuclit hebben dan ook menigeen tz gronde
geholpen. Yoorheen stelden de Nederlanders, vooral de Noordhollan-
ders en Friezen, er eene eer in, dat men van hen zeide: zou inen
die man wel aanzien, dat hij onderscheiden tonnen gouds bezil; nu
vergenoegt men zieh veelal met den schijn, en streeft, in het navolgen
der mode en zwierigheid van kleeding, de andere volken naar de
kroon. De vroegere zucht, om de overwinsten voor den ouden dag
en zijn kroost te besparen, is thans vervangen door de zucht, om
door het geheele leven heen te genieten. Overigens is de Nederlan-
der opregt, openhartig , vrij en rondborstig in het spreken, dapper,
onverzaagd, grootmoedig, ondernemend, standvastig, lierbergzaam ,
bedaard, stilzwijgend, bescheiden , vernuftig, vindingrijk, getrouw
aan zijn eens gegeven woord, bijzonder vreedzaam, in zaken van twist
I . D eel. 9 *