ASSA, voorrn. <1. in O o st-In d ie , aan de zuidkust van bet A m -
bonsche eil. Ceram. In het begin der 18de eeuw stond liet onder den
lladja van Somiet.
ASSA of N o e s s a -Assa , eil. in Oost-Indie , to t de Ambonsehe eilan-
den behoorende , tusschen Boero en Ceram, ten N. W. van Ma-
nipa.
ASSAHOEDI, o f Oud-A ssa h o e d i , voorm. d . in Oost-Indie, op liet
Ambonsclie eil. Ceram , schiereil. Iloewarnohel, op het strand Arigoena ,
aan eene riv. van denzelfden naam , die hier in eene haai uitloopt.
Dit d . stond weleer onder eenen Radja of Latoe Assanka. Het be-
vatte vier soa’s of onderbuurten. Vöor en rondom den berg van Assahoedi
, heeft men cenige kleine eilandjes. Op het grootste dezer ei-
landjes, gemeenlijk N o e s s a - N i t o e genaamd, dat regt voor A s s a h
o ed i l ig t , -was vroeger eene vesting aangelegd , Nabi j geheeten.
De inw. van Assahoedi waren van oudsher stoute zeebuiters , en deden
daardoorde m et ons bevriende Ambonnezenveel afbreuk, aok legden zij zieh
vooral op het rooven van menschen toe , die zij to t in de Uliassers.gingen
weghalen; maar deLandvoogd van Amboina, Herman van Speult, dwong
hen , in de maand November 1618 , alle de geroofde menschen terug
te geven en voorts nog eene zware boete te b etalen, terwijl zij hem
beloofden dit menschenrooven in het vervolg te zullen n alaten, maar
zij hielden niet lang hun woord, alzoo dit het eenigste middel was,
waarvan deze stoute gasten bestonden, daar zij zieh niet van de winst
der kruidnagelen konden voeden, en zieh verder enkel met de visscherij
e n h e t sagokloppen moesten bezig houden, waarvan niet veel overschootj
zoodat de nood hen dwong weer aan het zeerooven te gaan , terwijl zij
zieh in hunne schuilplaatsen in de bergen, die zij voor ongenaakbaar
hielden, in veiligheid achtten.
De Landvoogd G i j s e i s zag zieh, in het ja a r 1652, wederom genoodzaakt
hen voor hunne zeerooverijen te straffen , ten welken einde hij , daar
al het volk, bij zijne aankomst, u it het dorp gevlugt was, alle boomen
deed omhakken, en twee hunner vaartuigen verbranden. In het vol-
gende j a a r , toen zij zieh weder aan menschenroof liadden schuldig
gemaakt, naderde de gezegde Landvoogd , in het begin van November,
zoo stil mogelijk dit dorp , en omsingelde het met 14 coracora’s , 1 jagt
en 2 sloepen, bemand met 160 blanken en 600 Ambonezen. De in-
woners wilden het echter niet opgeven, en zonden wel eenige gijzelaars
om kwanswijs over vrede te handelen, maar de afgevaardigden waren
slechts slaven ; zoodat deze bezending zonder gevolg bleef. Ook wakkerde
hun moed niet weinig a a n , toen zij eene versterking van 30OTernata-
nen en 150 Boniers bekwamen. Daar echter die Ternataansche hnlpbende
geen middel vo n d , om door te breken , sneden die van A s s a iio e d i ook
eemg volk van ons a f, dat alzoo niet weder aan het strand konde körnen,
waarop de Landvoogd manliafitig door den vijand lienensloeg en
alzoo den weg naar het strand opende , waarbij hij echter niet meer
dan twee gekwetsten bekwam. Daarna naar A s s a iio e d i terug pekeerd
zijnde, legde hij dit dorp aan kolen.
Later schijnt het weder te zijn opgebouwd , allhans wij vinden op-
geteekend, dat de Landvoogd Oxtens h e t, in October 1639, andermaal
verbrandde, en daarbij 3 coracora’s en wel 50 kleine vaartuigen ten
k re e g , waarvan hij echter velen, die hij niet mede konde ne-
m e n , deed vernielen. Hij legde e r, in het volgende j a a r , eene houten
iort met eenige bezetting aan , ten einde te belelten , dat de vijand
het versteckte, zoo als hij vooruemens scheen , alsrnedc om de nabygelegen
dorpen in toom te houden, maar in het ja a r 1657 werd deze
vesting door die van A ssa iio e d i afgeloopen , en de bezetting jammerlijk
vermoord.
in het ja a r 1653 , kwam hie r, op aanhitsing van Madjira , het hoofd der
Ternataansche muitelingen , eene vloot van 38 Macassaarsche jonken aan ,
die de rivier Assahoedi inliep en zieh daar terstond zoodanig verschanst-
te , dat deLandvoogd Arnoedde Vlaming , die zieh daar met eenige coracora’s
bevond, haar met zijn geschut weinig nadeel konde toebrengen.
Men zocht dus met de muitelingen in onderhandeling te treden , ten welken
einde de blocdvlag ingehaald cn de witte vlag uitgestoken werd. Men
deed hen weten , dat zij door Madjira misleid waren, dat er volstrekt
geene nagelen , waarom zij schenen te komen, te krijgen waren , en
d a t , zoo zij in vrede wilden vertrekken, de Landvoogd hun eene pas
zoude geven, en , om de reis goed te maken , al hunnerijst voor geld
overnemen. De Macassaarsche zeevoogd Dayn Boleca5i zeide, dat zij
ju is t niet gekomen waren , om de Nederlanders te bcoorlogen, maar
om hunne geloofsgenooten te helpen, d ie , naar zij van Madjira verno-
menhadden, gedwongen werden to t het christendom over te gaan. De-
Landvoogd , dit zeggen evenwel als eene oorlogsverklaring beschouwende,
aangezien Madjira met niemand dan met de onzen in onmin was,
deed, om te 'toonen, dat hij hem zeer goed verstond, dadelijk de
bloedvlag weder waaijen, waarop h ij, den 1 April, hunne werken zeer
sterk beschoot, en op Noessa-Nitoe eene houten sterkte liet opwer-
pen, terwijl hij zelf naar het Zuiden liep bij de Zoutrivier, waar
hij hunne werken veroverde en drie hunner jonken , die zij aldaar in
een binnenmeer gehaald h adden, verbrandde. Hij maakte ook , aan de
zuidzijde der rivier, eene batterij , met een schoon houten f o r t, dat
hij den M a c a s s a a r s c h e n br i l noemde, doch dat hem 5 man kostte eer
het voltooid was.. Men vond nog 2 jonken in de rivier, die mede verbrand
werden, terwijl andere bezig waren , daar nog een klein Vierkante
fo rt, Voor bur g genaamd, op te werpen, om den vijand zoo veel
meer afbreuk te kunnen doen. Nadat nu de Landvoogd op alles goede orde
gesteld had , vertrok hij , den 25 April, van daar , aangezien zijne tegen-
woordigheid elders vereischt werd, maar in het laatst van Mei in het
leger teruggekomen, vernam hij tot zijne groote verbazing, dat de
Majoor Verheyden, buiten last en op voorgeven, dat zij eene pas , om
te vertrekken, wilden verzoeken, to t groot nadeel der onzen,eenen stilstand
van wapenen met de Macassaren had aangegaan , die nu drie weken ge-
duurd h ad , welken tijd de Macassaren zieh zeer ten nutte gemaakt
hadden. De Alaming liet nu den Macassaren nogmaals aanbieden,
om hen vrij te laten vertrekken, indien zij Madjira, Hidjai.i , en de
verdere opstandelingen, die zieh bij hen bevonden, overgaven en
hunne nagelen voor den gewonen prijs aan hem wilden overlaten. Zij
antw oordden hierop, dat zij geen magt h adden, om , buiten weten van
kunnen Koning, een verdrag aan te g a a n , dat ook Madjira niet bij
hen was, maar in de Straat van Boeton van hen was afgedwaald , en d a t
zij van Iurjai.i niets vernomen hadden, sedert zijne jonk door de onzen
was verbrand. De Vlaming bood hun anderwerf aan , hen‘ te laten ver—
liekken , indien zij zieh maar op genade en ongenade w ilden overgeven,
en bekennen , dat zij door hem overwonnen waren. Hoew'el zi] hier zeer
in het naauw zaten , stuitte het hun echter tegen de borst, om met zulk
eenen scbandelijken naam van overgave bij hunnen Koning terug te
komen, waardoor dan deze onderhandeling te niet liep, zoodat de bloedvlag
weder werd opgehaald , en men hunne werken hevig begou te beschie