die daardoor in de gelegenheid kwam, orn alle oorspronkelijke papieren
, rakende de heerlijkheid van A m e e a n d , te zien en af te schrij-
ven. Later met zijnen schoonvader, over familiezaken, in gescliil
geraakt, werd hij hierdoor aangespoord , orn te beproeven . of hij de heer-
lykheid Ameland niet voor zieh zoude kunnen verkrijgen Hij bedankte
hierom voor zijnen militairen post, en reisde naar Weenen ,
alwaar by zieh by de Nederlandscbe residenten F o p p e v a n A y sm a
A n th o n y O e tg e s v a n W a v e r e n en Simon v a n B e a um o n t vervoepde liun
voorhoudende, dat A m e la n d eene vrije heerlijkheid en leenroenp* aan
den Keizer was, die bet dus naar zijn welgevallen konde belee-
nen. Deze dne Heeren vonden zijn voorslel niet ongegrond, en wis-
ten het zoo ver bij des Reizers Staatsdienaren te brengen , dat v a n
Lammingha naar Weenen opontboden werd, om ziob te verantwoorden :
en toen deze zulks weigerde, als niet aan den Keizer onderworpeu
zlJn e 5 verkregen Zuhm , v a n A y sm a , v a n W a v e b e n en v a n B e a um o n t
een eizerlijk diploma , waarbij A m e e an d hun werd opgedragen. P i e t e r v a n
Lammingha middelerwijl overleden zijnde, liet de heerl. na aan zijnen
broeder W i j t s e die zieh over deze zaak bij de hooge Regering dezer
landen vervoegde, en aldaar alle mogelijke bescherming vond, between
en gevolge had , dat de drie Hollandsche Heeren te Weenen, bespeu-
rende dat de zaak, zoo zij verder gingen, voor hen van zeer kwade
gevolgen konde worden , voor de beleening bedankten, die toen aan
¿ m m alleen werd opgedragen, . lioewel zonder eenige vrucht want,
o sc oon er eene soort van Afgezant des Reizers naar Ameland ver-
trok, om den nieuwen Heer aldaar te huldigen, was er bijna nie-
W i j t s e v a n Cammingba verlaten wilde. Dus werd dan ook
eindelyk Zm m genoodzaakt, vooreerst van zijne eischen af te zien , te
meer, ewyl de Staten Generaal den liandel, in dezen gehouden hii
manifest van 16 Maart 1637, onwettig keurden. Men hoorde toen
vooreerst weimg meer van deze zaak ; maar in het jaar 1634 wist Zm m
door een boekje , genoemd Genuinus Amelandiae Status, bij Keizer
* e b d in a n d III eene ordonnantie te verkrijgen, bij welke alle inwo-
ners van Ameland geboden werden, aan Z u iim , als liunnen wettigen
■Heer trouw te zweren ; terwij] de Keizer tevens aan ’W ie e em E r e d b b i k
v a n IN a ssa ü , Stadhouder van Friesland, verzocht, om hem , tot verkrijeim.-
van het eiland, bijstand te bieden ; maar ook dit werkte niets uit, en
later, toen de Overste K a b e e v a n D i j k en de Notaris J o h a n S c h o e op
A m e e a n d versehenen, om deingezetenen, en v a n Cammingha in het bijzonder,
eene alvragmg te doen, of zij genegen waren de bevelen des Keizers’
al ol met te gehoorzamen , vervoegde zieh de toenmalige bezit-
ter v-ederom tot de Staten van Friesland, met dien gevolge, dat
deze daarop eenen nadrukkelijken brief naar Weenen schreven. Z u hm ,
. zlJne pogmgen verijdeld ziende , liet evenwel zijn voornemen
met varen, maar kwam bij nacht, met een Keizerlijk diploma en
vergezeld van eemge Soldaten , op het eiland aan , om het te vermeeste-
ren en van L ammingha gevangen te nemen. Dan ook deze aanslag werd
oor eenig volk , tijdig uit Friesland overgekomen, verhxnderd : terwijl,
tot meerdere gerustslelling voor het toekomendc, een Friesch oorlog-
scbip m bet noordwestelijke zeegat van A meeand gelegd werd. Z dhm
inmiddels te Weeden geene meerdere hulp kunnende bekomen , en
door zijne gedane pogingen , geweldig verarmd zijnde, bewoog een
voornaam kassier van Amsterdam, M artinus D oegen genoemd, hem
met eene aanzienlijke soih gelds bij te staan ; waarvan deze naderhand
nooit eenen penning heeft lerug gezien , dewijl Z ehm eindelijk , zonder
lleer van zijn leengoed geworden te zijn, verdwenen is. De erf-
genamen van D oegen wilden intusschen i i hun geld terug hebben ,
waarom zij, met verlof van Heeren ßurgemeesteren van Amsterdam,
in 1673, hun regt op A m e ea n d , wegens de aan Zdhm opge-
schotene penningen , voor eene bepaalde som, aan den Graaf v a n
K önigsek overdroegen. Deze Graaf, insgelijks door Keizer L eopoed
met een diploma voorzieri zijnde, wierfte dien cinde ruiin 130 Soldaten
te Bremen aan, die bij in vijf vaartuigen insclieeptc, terwijl eenige
licden , onder verzonnen namen, den toestand van het eiland zouden
bespieden • toen deze echter het eiland omtrokkcn , en de schepen
door tegenwind opgehouden werden , onldekte men iets van de zaak,
waardoor de bespieders te Leeuwarden in heclitenis geraakten , e il de
Soldaten zoo wel ontvangen werden , dat hun e il den Heer K önigsek
de onderncming zecr kwalijk bekwam , en deze geheel in rook verdween.
De laatste Heer uit het geslacht v a n Cammingha , die dit eil. bezat, was
F r a n s D d c o , de eenige zoon van W a t s e v a n Cammingha en R ixt D o n ia ,
welke laatste , nadat haar zoon, op den 10 November 1680, overleden
was, tot liareu dood in het bczit dezer heerl. gebleven is. Van
hare erfgenatncn is deze heerl., met liet regt van volstrekt vrij erfelijk
eigendom, bij verkoop , overgenomen door A m e lia , Vorstin v a n A n i i a e t -
D e s s a u , weduwe van Prins H e n d r ik Casimib , Stadhouder van Friesland , en
wel ten behoeve van haren eenigen zoon , Prins J a n W i l e em F b i s o , Erfstad-
liouder Van Friesland , voor de som van 170,000 gld. , benevens 10,000
wegens onkosten van verkoop. Sedert werd het van wege den Erfheer door
eenen Baljuw en eenen Sub-Baljuw , door Volmagten en Burgemeesters ,
bestuurd , die zelfs , onder approbatie van den Erfheer, de civile en
cnminele justitie uitoefenden , volgens de Statuten , Ordonnantien en
Costumen van Ameland} in 1622 door W a t s e v a n Cammingha vastgesteld.
Thans behooren de duinen en de eendekooi tot de Rijks domeinen, en
wordt het eiland, als een onmiddellijk deel van Friesland, door een
Grietenij-bestuur beheerd.
In 1723 zocht zekere Bisschop der Jansemsten hier eene kweekschool
op te rigten , maar dit bekwam hem zeer siecht, daar de R. K. dit
zoo euvel opnamen , dat zij zelfs door de glazen der kerk schoten
, om dien keller het leven te benemen. Prinses Mabia L ouisa ,
weduwe van J an W ileem F biso , zond wel een detachement Soldaten
ter zijner bescherming derwaarts , doch de Bisschop , ziende dat hij
er toch niets kon vorderen , vond best het eiland te verlaten.
De lievige stormen en watervloeden , die van tijd tot tijd ons Vader-
land teisterden , hebben , zoo als wel te denken is , A meland niet onaan-
gerand gelaten. Zoo waren, onder anderen, de geweldige storm en wa-
tervloed van 3 November 1673 voor dit eiland zeer noodlottig, dewijl
de meeste dijken verwoest werden en vele landerijen afspoelden. Onder
anderen werden die van Hollum hierdoor in de noodzakelijkheid ge-
bragt, om hunne dorps weide aanmerkelijkte verkleinen. Bij den vloed
van 1685 leed A meeand insgelijks niet weinig : want het water rees toen
zoo lioog, dat er een schip , door de slenk , uit de Noordzee in de
Wadden werd gedreven. De geweldige storm en watervloed van kers-
nachtl717 was voor dit eiland niet minder verwoestend , dan voor vele
andere plaatsen. Alle dijken werden daardoor weggespoeld, hot
W'ater klom eenige voeten hoog in de meeste, liuizen , voornamelijk te
Nes , al waar men den ondergang van het geheele eiland verwaehtte.
Intusschen kwamen er geene menschen bij om , en de dijken werden
eerlang weder hersteld, doch spoelden andermaal ten groolen deele