Door den Allerheiligenvloed van 1170 en een aantal volgcnde over-
stroomingen, l i addenVl a ander en,Ze el and,Hol l and enFr ies-
1 a n d gcweldig veel te lijden. Versclieidene plaatsen , die te voren
slechts door kreken geseheiden waren , kregen geheele zee-armen tus-
schen beide, Het land tusschen Me d emb l i k , St avor en en de
eilanden ten Noorden der Zu i d e r z e e vcrdronk, zoodat daardoor
de Zuider zee ontstond. Men wil zelfs, dat de vloed voor de muren
van Ut r e cht ge’staan , en men voor de wallen dier stad zeevisch
gevangen bebbe.
Door den kersvloed van het jaar 1277 en later invallende vloeden
werden 33 dorpen van Gr o n i n g er land en 0 o s t -F ri e s 1 a n d
alsmede het stadje Torum bedolven , zoodat aldaar de D o l l a r t
ontstond.
Door den watervloed van 16 November 1377 , die aan de geheele
kust van F r i e s l a n d groote schade veroorzaakte , werd ook Hol l
and maar vooral Ze e l and zwaar bezocbt. De dijken bezweken
in de nabijhcid van B i e r v 1 i e t en het land in den omtrek dier
stad ging verloren (1).
Door den verschrikkelijken st. Elizabeths vloed van 18 Novemherl421
verdronken er in Zu i d-H o 11 a n d 72 dorpen , van welke er 34 nimmer
weder zijn te voorschijn gekomen , zijnde daardoor de Bi e s b o s c b
ontstaan , en D o r d r e c h t van het vasteland afgesebeurd.
De watervloed van 3 November 1330 trof voornamelijk Zeeland, in
welk gewest tusseben de Honte cn Il inkel inge alles gebeel onderliep ,
waardoor bonderden Zeeuwen , die voorheen rijk waren geweest, zieh
tot den bedelstaf gebragt zagen.
Menigvuldige overstroomingen, inzonderheid van de jaren 1333 ,
1370, 1373, 1625, 1675, 1682 enz. zouden wij hierbij nog kunnen
vermelden. Onder de stormvloeden van latertijd zijn die van 14 en 15
November 1775 en van 4 en 5 Februarij 1825 berucht, van welke
de laatste het water hooger, dan immer te voren bekend was, deed
opstijgen.
Aangezien de duinen de natuurlijke grenzen der Noordzee uitma-
ken , moet bet land , op die plaatsen , waar zij zwak of in het ge-
heel niet aanwezig zijn , door dijken , tegen de zee beschermd worden,
zoo als ook de rivieren dcor dijken binnen hunne bedding moeten gehouden
worden. De di jken worden alzoo doorgaans in twee soorten onder-
scheiden , namelijk , in zeedi jkenen ri vi er d ij ke n , zijnde onder
den algemeenen naam vanbui t endi j ken beide begrepen. Onder de
ze edi j ken heeft men d r o o g e en n a t t e di jken. Dr o o g e
di jken worden die gebeeten, welke door de dagelijksche zeevloeden
niet bespoeld worden, en n a t t e di jken die, welke door gemelde
vloeden bevochtigd worden. Deze dijken, vooral de later aangelegde
licbben eene langzame glooijing en werden voorheen door palen bezet,
om den slag der golven te breken ; daar men echter , in het begin der
vorige eeuw , ontdekte , dat de palen door zekeren worm doorgevreten
( i ) L e z e n s w a a r d i g , o m t r e n t cl© w a t e r v l o e d c n , d i e Z e e l a n d g e t e i s t e r d h e b b e n , i s d o ,
i n d e N i e u w e w e r k e n v a n h e t Z e e u w s c h e g e n o o t s c h a p v a n k u n s t e n
e n w e t c n s c h a p p s n o p g e n o m e n v e r h a n d e l i n g v a n o n z e n h o o . j s t v e r d i e n s t e l i j k e i i
m e d e a r b e i d e r , d e n g e l e e r d e n J . a b U t r e c h t D r e s s e j l h u i s , g e t i t e l d : d e p r o v i n t i e
7 e e l a n d , i n h a r e a l o u d e g e s t e l d h e i d , e n g e r e g e l d e v o r n i i n g b e -
s c l i o u w d bl . 1 20 - i 3 o.
werden , stelden P ieter S tra at en P ie t e r van d e r D eere een ander
middel voor. Stevige rijsbarmen worden met paaltjes op e e
zijde van de buitenglooijing des dijks bevest.gd zoo ver die door
den vloed wordt bedekt, waarna tnsschen die paaltjes zware stukke
steen ( meest Doornikschen) , zoo veel mogel i jkm ee" |jes1^ " ’
gelegd worden. Andere middelen in den laatsten tyd bepr0e j J J ‘ i
het spijkeren van zinkplaten op paaltjes, het bekleeden van den voet
des dijks met inecnsluitende gebakken steenen , sch.jnen tegen den he-
vigen waterslag minder bestand te zijn bevonden , en alzoo minder
lan het oogmerk te voldoen , dan de iiityinding der zoogenaamde
zinkstukken, bij bei niet zeldzame wegzakken van den oever• o -
middellijk aan den voet des dijks ; doorwe k laatste: middel? ™eej™a «
de grond behouden is , dien men zonder dat, aan de zee
moeten prijs geven (1). Yoor zoodanige dijken, die nu en an
bet water bespoeld worden , bezigt men echter meer a gemeen 1
kante, wel begroeide sluitzoden. Ook geeft men, waar zulks noo-
dig is , door bekramniing met rijs en net of met stroo, de behoorlyke
vastheid aan de glooijing.
Aan de rivierdijken worden onderscheidene benamingen gegeven,
al naar den aard van hunne ligging, zamenstelhng en doel __
Zoo dragen de r i v i e r d i j k en , die onmiddellijk tegen de, r,viei
aanliggen en alzoo het eerste geweld van bet water hebben door te
staan, den naam van b a u di jken, en die gedeelten, waar de
rivier kort längs stroomt, worden met den naam van schoor - ot
s cha ardi jk bestempeld ; terwijl die gedeelten , welke aan doorkwel-
ling van rivierwater onderhevig zijn, kweldi j ken genoemdworden -
De di jken of liever de k a d e n , binnen zoodamge kweldi j ken
meestal op geringen afstand gelegd, en dienende om het doorgekwelde
water op je vangen , worden kw e l k a d e n , zeldzamer en minderju.st,
kweldi j ken genoemd. Bi nnen di jken zijn die , we e oorvoor
bedijking, of later buitenwaarts gelegen dijken, van het water bevryd
I I of het niet meer beboeven afte wenden ; echter kunnen deze nog
bestemdzijn tot nooddijken of om binnenwateren te keeren , en c' cn zoo
worden de dijken. door zoodanige voorbedijkingenvan de zeevloeden bevnj ,
veeltijds binnen-zeedi jken genoemd. S 1 a p e r dij k e n noemt men
mede de zoodanige , die achter de bandijken liggen , en a s e wäre
slapen , zoo lang de bandijk niet doorgebroken is. I n a a $ e *1 *1)°
de zulke, die bij voorraad tegen een in gevaar verheerend vak buiten-
diik zijn aan gelegd „ en besterad , om , in geval zoodamg aangevallen
dijkvalc bezwijken mögt, alsdan terstond in diens plaats tot waterkee-
rinp- te kunnen dienen. Men geeft dezen naam ook veel aan dijken ,
die ¡relegd worden aan de binnenzijde van kolken, waaijen ot fielen,
door dijkbreuken yeroorzaakt. Ui t l a a g d i j k e n zijn die, we e ui
tenwaarts om zoodanige kolken gelegd worden. — Kanaalcl i j Ren,
zijn dezulke, die längs kanalen zijn aangelegd. Zij kunnen bestemd
zijn, om water te keeren, ofomtottrek- en jaagpaden te dienen, ot
eindelijk alleen , om op het doelmatigst uitgegraven specie te bergen.
Lei di j ken noemt men ook wel die , welke längs kanalen aangelegd,
ofdoor moerigeen drassige veldcn opgeworpen zijn , doch meer bijzonder
( 2) Ove r de v a d e r la n d sch e z e ew e e r in g en za l m en n i e t z o n d e r v r o cR t r a a d p le g e n
h e t k la s sik e w e rk v a n den H o o fd - I n g e n ie u r A . C a l a n d , g e tite ld : H a n d l e i d i n g
t o t d e k e n n i s d e r d i j k s b o u w - e n z e e w e r i n g k u n d e .