ARNOUDSHEIM, volgens sommigen de eigenlijke naaiu der stad
A r n h em . Zie dat woord.
AROCAROEA , kreek , in Nederlandsch-Guiana, in het Z. W. der kol.
Suriname. Deze eenzame , overschaduwde kreek vloeit door een uit-
gestrekt onbewoond bosch , vereenigt de Wa y omb o k r e e k met de
JVickeri , en dient voor de binnenlandschc doorvaart van Paramaribo
naar het benedendistrikt Nickerie.
AROE , Aru of Ru, vorst. in Oost-Indie, op de Oostkust van bet
Sundasche eil. Sumatra ; het S t a a t onder eenen onafhankelijken Radja.
De grond is er laag en vol moerassen en bosschen.
AROE , Anu, P oexo-A r o e , eil. in Oost-Indie, in de Straat van
Malakka, aan de Oostkust van het Sundasche eil. Sumatra, 2° 28'
N. B. 122° 40' 0. L. Het is het grootste der Aroes of Jaksoes, en
de Radja van het Yorstendom Aroe houdt er gewoonlijk zijn verblijf.
AROEBA , eil. in West-Indie. Zie Aruba.
AROE-EILANDEN, A r r o o s - , A r o uw - , A r o w - , A ro o - , A r r o o - ,
A r o u - , A aro u- , of A r r o u -e i ia n d e n , groep eil. in Oost-Indie in de
Stille-Zuidzee, in den Zuidelijk-Molukschen-Archipel, Z. 0. van
Ceram, 0. van Banda, tusschen 5° en 7° Z. ß. en 182° en 133° O.L.
Zij doen zieh in de verte als laagland op , en hebben vermoedelijk
hun bestaan te danken aan eenen kleinen archipel van kalkrotsen,
tusschen welke de polijpen, door geene hooge goiven verliinderd,
in de Westmoeson , hunne koraaltakken tot aan de oppervlakte van
het water optrekken , terwijl zij in de Oostmoeson , wanneer het water
minder hoog komt, sterven. Eindelijk wordt er door hunne woningen
eene koraalbank of rif gevormd, die de steeds voorbij drijvende loten
van den hier zoo veelvuklig voorkomenden mangaboom tegenhouden.
Deze schieten wortel, en houden , op hunne beurt, de rottende wortelen,
die hier in menigte drijven , en het zeewier op, welk een en ander,
gevoegd bij de afvallende bladeren , een moerassig land doet ontstaan ,
d a t, langzamerhand in vastheid en omvang toenemende , ten laatste een
vruchtbaar eiland wordt.
Deze eilanden kan men in We s t e l i j k e en Oos t e l i j ke on-
derscheiden j de Westelijke zijn van het Z. naar het N.: Batoe-
g o y a n g , Kr e e , Babi e (ten Z. 0. van Tranna), T r a n n a ,
Ma y k o r ofMy k o r , Bab i e (ten N. van Maykor), Wamm e r ,
Wo k a n , Wa d j i e r , Bovc a r , To b a , Wa s s i e r , enz. De
Ooste. l i jke eilanden zijn: Wo r k a y , J o b d i e , K o b r o o r ,
I v a rwa r o , Wat e l e e , D o c a r , Ma r im, C a l f a n i e , I i o l a ,
JW an n a , J e d d i n , Wa r r i a , N ob a enz.
Zij worden door onderscheidene kanalen van zoutwater, waarin ebbe
en vloed elkander ongeregeld afwisselen , en die door de inwoners soengi
geheeten worden , van elkander gescheiden.
De Westelijke eilanden, gemeenlijk de Y oorwal geheeten, worden gc-
zamenlijk door Christenen en Mahomedanen , of enkel door Christenen
of Mahomedanen , bewoond. Zoo vindt men op Wa m m e r , Wok
a n en Ma y k o r bijna niet dan Christenen , en op Wa d j i e r alleen
Mahomedanen. De Oostelijke, die men den A c h t e r w a l noemt , en
waarvan de bevolking uit Heidenen of Alfoeren bestaat, kunnen bijna
niet door groote vaartuigen aangedaan worden, omdat overal de
banken en droogten ver in zee uitsteken. Hier en daar vindt men
echter kleine geulen j waarin eene brik zoude kunnen ])inncnloopen ,
maar dan dient men zieh volstrekt van eenen irdandschen loods te
voorzicii. De Oostelijke eilanden zijn onder de opperhoofden van de
Westelijke eilanden vcrdeeld , welke -weder van de Nederlandschc Rege-- i
ring afhangen.
Tijdcns het bestaan der Oostindische Compagnie, waren de Aroe-
eixanden door Nedcrlandsche krijgslieden bezet. Zij stonden reeds , sedert
het jaar 1623 , onder de Oostindische Compagnie , toen omstreeks
het jaar 1640 F. Corsten een verdrag met de inlanders aan--
ding, Volgcns hetwelk de Hoofden dezer onderscheidene eilanden
de Oostindische Compagnie als hun opperhoold erkenden. In 1643sloot
de Fiskaal Dorstman met de bewoners dezer eilanden een verbond
van uitsluitenden handel voor de bewoners van Banda, waarbij de
Compagnie de visscherij van groote parelmoerschelpen voor zieh zclve
bchield, om tot verzending naar Japan te dienen. Yan dien tijd a f,
tot op het te nietgaan der Compagnie, zijn de hewoners van Amboina
en Banda uitsluitend in bet bezit van den handel op-deze eilanden
gebleven , hetwelk veel welvaart en groot vertier onder hen verspreidde.
Thans worden de Aroe-eieanden jaarlijks nog door een dertigtal in-
landsche vaartuigen , van Makasser, Boni en andere plaatsen , bezoebt.
Deze vaartuigen , die , bij de inlanders , padoeakans heeten , en van
23 tot 60 tonnen last voeren , brengen, volgens het algemeene gebruik
onder de volken dezer afgelegene gewesten , hunne goederen in ruilhan-
dcl aan, en leveren hunne waren- zoo goedkoop, dat er voor de
koopvaarders van Amboina en Banda uicts meer te doen valt. De
hewoners der Westelijke eilanden drijven aanhoudend ruilhandel van het
eene op het andere eiland, waartoe zij zieh bedienen van jonkoo's,
welke vaartuigen 6 of 8 last groot zijn , en waarmede zij verbazend
snel roeijen.
De grond is er over het algemeen vruchtbaar, cenige dezer eilanden
zijn echter meest met kreupelbosch zeer hegroeid. De inlanders
kweeken er uitmuntende wortelgewassen, alsmede turksek koren ,
laboe (eene vrucht, die in smaak, naar onze rapen , en in gedaante , naar
groote meloenen gelijkt) , suikerriet e.i zelfs een weinig roode en witle
rijst aan , hoewel zeer weinige plaatsen tot den rijsLbouw kunnen aau-
gewend worden.
De voornaamste voortbrengselen zijn : paarlen , vederen, schildpad-
den , paradijsvogelen , vogelnestjes , tripang en de palandok of het
Aroesche konijn , welks vleesch zeer fijn en aangenaam van smaak is.
Over het algemeen heeftmen er weinig tarn vee. Bij de Mahomedanen
vindt men eenige geiten en hoenders ; varkens zijn alleen J>ij de Al-
foeren te bekomen. Wilde varkens zijn er echter menigvuldig genoeg ,
maar de inlanders leggen zieh weinig op de jagt toe j visschen keeft
men er in tallooze verscheidenheid, alsmede po-lothurncn , polijpen ,
schelpdieren enz. Ook treft men er veelvuldige soorteu van boomen
en gewassen aan, als : de kanarie , de kataplan-laut, de toeton, de
djamplori ,' de casuaria , de kajoe-bissie of het ij-zerliout, de roca
roedja enz.
Er zijn op deze eilanden nog seholcn , waar de Christen-kinderen
oriderrigt ontvangen in het lezen en schrijven, terwijl de ünderwijzers,
tevens door voorlezing, voorzingen en aanspraken , des Zondags de
godsdienstoefeningen besturen. De meeste leeren den hinderen de Ma-
leische taal lezen , die zij met I.atijnsche letters schrijven. Deze onder-
wijzers zijn doorgaans jonge, ongchuwde Ambonezen, die naar de
Oostelijke eilanden gezonden worden, maar geen jaarwedde genieten ,
zoodat zij geheel afhankelijk zijn van de gemeente; zij getrooslen
zieh dezen last, in de hoop , van, bij hunne terugkomst np Amboina.
gcplaalst te zullen worden.