gens linn gedrag beoordeeld. Waar ook heeft men ooit dwazer daad
gezien , dan van die zoo beruclite zwaardloopers, die bp den vollen
iniddag naakt en met bloote zvaarden door de stad liepen, zonder
echter iemaud te beschädigen , maar met bet doel, om de stad in
beroering te brengen. Zij werden ook spoedig door de schutterij ont-
wapend en gevat, ten einde liunne straf te ontvangen. De Stadhouder
van Holland, die met eenige Raadsheeren herwaarts gekomen was,
nam zulke maatregelen met de Regering , dat men voor eenen
aatival van buiten niet zeer bevreesd behoefde te zijn. Ongelukkig
was b e t, dat de Regering de schuld van deze beroeringen dragen
moest, als of zij , door hare slapheid , oorzaak van dit woest betirijf
geweest was, wordende, nit hoofde van die beschuldiging, de Sellout
van zijn ambt ontzet. Toen de geest van muitzucht eens plaats ge-
grepen had in het hart des volks , liaperde het aan geene middelen ,
em dien aan den gang te brengen. Te dien einde verspreidde men
een valscb gerucht, alsof meer dan 200 burgers, des nachts, van
hunne bedden zouden geligt en naar ’s Gravenhage gevoerd worden.
Op dit gerucht begaven zieh , legen den avond, eene groote
menigte naar den Dam , om hier tegen te waken. Twee Burgerhop-
lieden , J o o s t Buik en J a n H o l l e s l o o t , verzekerden het volk, dat
dit slechts een uitstrooisel was. Men ging wel voorl met de oproer-
makers te straffen, maar des niet tegenstaande waagde het J a k o b v a n
K äm p e n , diedentitel van Bisschop aangenomen had , om hier heimelijke
vergaderingen te houden, en de zijnen tot alle spoorloosheden aan te zetten,
zoodat eindelijk op den 11 February 1333 het lang gevreesd geweld
zijnen aanvang nam, met het vreemde en nog onzinniger bedrijf der naakt-
loopers, die als van hun verstand beroofd de stad op en nederliepen ,
onder een ijsselijk gehuil van wee! wee ! wee ! de wrake Gods ! de
wrake Gods ! Daarop volgde de körnst van J a n v a n G e e l e n , welke dezen
dwazenhoop nog meer aan het woeden hielp. De aanslag, om zieh van
de stad meester te maken, was bepaald op den 10 Mei, des avonds na
het luiden der stadhuisklok, doch de Burgemeesters kregen tegen den
avond de lucht van den aanslag , dien zij echter eerst in den wind
sloegen , waardoor de-Herdoopers reeds meester van het stadhuis waren ,
alvorens men middelen beraamde om den aanslag tegen te gaan. Nu
werden echter alle toegangen naar den Dam wel bezet , maar Burgemeesters
besloten niets te beginnen, vbör dat het dag was. De Burge-
meester , P i e t e r K o l y n , die, niet vervolgziek zijnde, in verdenking
geweest was van Lutheranerij $ thans willende toonen, wie hij was ,
stelde zieh aan het hoofd der burgerij. De oproerigen, de burgers
ziende naderen , trokken hen tot aan de waag te gemoet , dreven hen
terug , doodende of wendende al wat hun voorkwam , en onder anderen
K o l y n , die door hen, met een vergiftigd lood, werd doodgeschoten. Geluk-
kig, dat de jongste Burgemeester, G o o s s e n J a n s z o o n R e e k a l f , goede orders
wistte beramen,-alzoo buitendien de burgerij zouhebben moeten zwichten.
Deze I een ervaren krijgsman zijnde, deed de toegangen naar den Dam
beter voor-zien en met hopzakken stoppen, nam' vervolgens op de
vischmarkt, vrijwillig volk op maandgeld in dienst der Burgemeesteren,
en deed dit eenen eed afleggen , dat h e t, na het verdrijven der op-
roerlingen van den Dam, den eersten aanval op het stadhuis zoude
doen. De Wederdoopers hielden zieh hier stil, vertrouwende op liunnen
gewaanden Profeet, die beloofd had, dat daags daaraan meer volk zou
opkomen ; ook de burgers hielden zieh , gedurende den nacht, stil ,
terwijl de Wederdoopers dien op hei stadhuis doorbragtcn , onder het
zingen van psahiieri. Met ■ het aanbreken van den dag, zag men
hen heen eil weder loopen ; nadat zij van de waag en den Dam naar
het stadhuis gedrev'en waren , maakten de burgers zieh van de waag
of redenrijkerskamer meester, om den Dam schoon te houden , schie-
tende van daar door de vensters op het Stadhuis , zoo dat de oproer-
lingen zieh in de achter-' of b'ovenvertrekken verbergen moesten.
Burgemeester R e e k a l f deed toen twee groote slangen en een ander
stuk geschut op den Dam aanvoeren, onder het geroep der gemeente , dat
er aan het stadhuis niets gelegen was , al ging het met alle oproer-
makers te gronde. Doch de Burgemeesteren begrepen , dat het genoeg
was , als de deuren slechts opengeschoten waren, terwijl de aangenomen
manschap gelast werd, zoo haast het schot gedaan was, op het
stadhuis aan te vallen. Met het tweede schot stortte de deur met stijl
en al in ; daarop geschiedde de aanval met een ijsselijk geschreeuw
door de Waardgelders , welke van de burgers gevolgd werden , drijvende
de oproerigen tot in de verborgendste -vertrekken ; die men levend vond
werden toen allen gevangen ; de dooden en gekwetsten sleepte men
bijeen. Vijf en twintig van hen waren nog meester van het bin-
nenste gedcelte van het stadhuis, en verdedigden zieh daar zoo
woedende , dat men niet durfde aanvallen. Hierop beklommen eenige
burgers de vensters van buiten , en vielen hen toen van eenen kant
aan , van waar Zij dit niet verwachtten. Twaalf werden er levende ge-
grepen. Y a n G e e l e n had de vlugt boven op den tofen genomen , die
naast het stadhuis stond en werd daar zoo beschoten , dat hij nog half
levend naar beneden viel. De overigen werden naar Verdiensten gestraft.
In het jaar 1341 werd het verlofgeld op de granen door Keizer K a r e l
V weder ingevoerd en dit maakte te A m s te r d am z o o veel beweging ,
dat ’s Keizers Ontvanger heimelijk ter stad uitgeliolpen werd , om
hem niet bloot te stellen aan de woede van het graauw ; het verlofgeld
werd nu weder ingetrokken , op voorwaarde, dat A m s te r d am een derde
betalen zoude van 23,000 gulden , welke aan den Keizer moesten vol-
daan worden.
Toen K a r e l V in het jaar 1342 aan Frankrijk , Zweden , Denemarken
en Gelderland den oorlog verklaard had , werden de schepen der Amsterdammers
door de Denen genomen en de Zond gesloten; daarop volgde
de vrees voor den inval van den Gelderschen Veldoverste M a a r t e n v a n
R o s s em , waarom de huizen op de Lastaadje weder afgebroken werden;
hierbij kwam nog , dat men , willens of onwillens , moest stemmen in
de bede van 60,000 gulden en daarenboven in het betalen van don
honderdsten penning. Dit laatste , ofschoon slechts voor eens bepaald,
moest in het volgende jaar ten tweedemale geschieden, en daarenboven
moest men toen weder bewilligen in eene bede van 90,000 gulden ,
en eene leening van 6000 gulden, aan welke penningen de Regering
niet zonder het invoeren van nieuwe imposten wist te geraken.
Om den oorlog met de Protestanten in Duitschland voort te zetten ,
werd van de Staten , voor den tijd van vier jaren , eene bede van
niet minder dan 600,000 gulden gevorderd. De Regering van A m s t e r dam
stemde, voor het stads aandeel, daar gereedelijk in ; want door het
gedrag der Wederdoopers had zij eenen haat tegen de nieuwe leer opgevat,
en was meer geneigd tot vervolging geworden , waarin zij straf genoeg
te werk ging. En opdat Burgemeesteren hierin liunnen moed te beter
mogten koelen , vond de Keizer goed , om, in het jaar 1343, het banco
vangeregt der stad eene mijl verder uit te breiden.
Voor dat K a r e l V de regering der Nederlanden geheel cn al aan
zijnen zoon Filips II ovcrdroeg , moest men , in het jaar 1331, om