Graaf Fi.oris V ., in liet jaar 1277. Uit dit sluk blijkt evenwel
niet, dat de bedljking toen eerst is aangevangen, aangezien daarin
niet van bet aanleggcn, maar van bet schouwcn der dijken gesprokcn
wordt. Men kan er evenwel duidclijk uit zien , dat de bovcngemelde
landen toen nog buiten den omtrek van den dijk gelegen waren.
Deze waard schijnt toen der tijd nog niet zijnen tegenwoordigen naam
te liebben gedragen, want in de genoemde handvest wordt hij de
L anden tusscben den L ek en den D onk genoemd , tcrwijl A ebrecbt van
B e ijer en , in eene handvest, waarbij hij, ten jare 1363, aan eenige
Heeren van den Overwaard vergunning verleent, om hun Waterschap
in de Lek te brengen, van de L anden tüsscren de L ek en de M e rw e
spreekt, en in latere brieven, die deze landen betreffen, dezen waard
altijd dienzelfden naam gceft. Men kan hieruit evenwel niet met ze-
kerheid opmaken , dat dit toen de algemeene naam van deze land-
streek was , maar wel, dat men daardoor heeft willen aanduiden , waar
deze landen , van welke men in de handvest sprak , gelegen waren j
vaster gaat h e t, dat de naam' van A ebeasserwaard niet eer in gebruik
geraakt is , dan nadat de landen van Alblas in de bedijking gebragt
zijn , en dit gelooft men algemeen, in 1363 te hebben plaats gehad;
Na dien tijd vindt men in eene handvest door Hertog W illem van
B e ijer en den naam van A ebeasserwaard vermeld.
Het land in dezen waard ligt omtrent 1 el. 7 palm onder
A. P. en dus ongemeen laag, waarom zij ook wel de L age W aard
genoemd wordt. Yele landerijcn zijn e r , die naauwlijks een voet hoor-
ger dan het polderwater liggen ; zoodat de polders gedurig door kracht
van watermolens, die op de waterseliappen uitmalen , moeten droog-
gehouden en het water, door de sluizen, die in den dijk liggen, weg-
gevoerd worden. Men vindt er weinig bouwland , maar meest wei- en
hooiland , en ook veel willige hout, tot vervaardiging van hoepels en
rijsmaterialen.
Om de ongemeene laagte dezer landen , moeten zij door' zeer zware
dijken beschermd worden tegen de overstroomingen van de Lek en de Mer-
wede.De voornaamste dezer dijken zijn d eH o o g e d ijk , ook de M erwe-
dedijk genoemd , de Le k dij k , de Diefdij k, de S o u we n d ij k eh de
Bazeldijk. (Zie deze dijken op hunne bijzondere art.) Zij omvatten
tevens de vijf Heeren landen , zijnde de landen van Arkel, Vianen ,
Hageslein, Everdingen en Leerdam , en staan in vele opzigten onder
eene gemeene dijkschouw en keuring, maar zijn weder in andere opzigten
onder het bestuur van verscheidene dijkgraaf- of hoogheemraad-
schappen. Het Dijkgraaf- en Hoogheemraadscluip van den Alblasserwaard
heeft zijnen oorsprong in de meergemelde handvest van Graaf
Feoris Y. In dit stuk noemt hij degenen , die het bestuur zouden hebben
, hetwelk tegenwoordig door den Dijkgraaf uitgeoefend wordt, den
Beschouwer of ßezorger der dijken, en steltbenevens hem 13 Heemra-
den aan , van w elke , volgens de toen beslaande bepalingen, acht uit Zuid-
Holland, twee uit de landen van den Heer van H ereaar , een uit het land
van J an van A rkel , een uit het land van I I uig B ötter , en een uit het land
van G ysbrecht van L angerak moeten genomen worden. In eene handvest
van A ebreciit van B e i j e r e n , gegeven in het jaar 1373, rakcnde het
dijkregt, spreekt hij van den Dijkgraaf, als reeds bij dien titelbekend.
M aximieiaan van O ostenrijk en F ie ip s I I , verminderden in hunne handvest
van liet jaar 1483, het getal op 8 Heemraden uit Zuid-Holland ,
van welke drie moesten wonen in de stad Dordrecht en 3 binnen den
Waard zelven. In het jaar 16G1 hebben cls Statcn van liollajid. en
West-Friesland eöne breede schikking gemaakt,volgens welke de A l b 1 a s-
s e rw a a r d , met opzigt tot het dijkregt moest bestuurd worden , en deze
dient nog tot een rigtsnoer voor het dijkgraal- en hoogheemraadschap.
Hierin lasten en beveien zij , onder anderen , dat de regering en bedie-
ning van den A l b l a s s e rw a a r d , voortaan , als van ouden herkomen,
bestuurd en waargenomen zal worden door den Dijkgraaf en lo Hoog-
heemraden met eenen Penningmeester. De Dijkgraaf mag in den
waard niet minder dan 20 morg. (ruim 16 bund.)-, ende Heemraden
ieder niet minder dan 12 morg. (ongeveer 10 bund.) land gegoed
zijn; welk laatste , bij nadere resolutie van de S taten , mede ten aan-
zien van den Penningmeester of Sekretaris is vastgesteld , en dat hij
voor het aanvaarden van zijn ambt den ouderdom van 24 jaren moet
bereikt hebben. Dijkgraaf en Hoogheemraden van den Alblasserwaard
hebben het bestuur en gezag over den waard en over den dijk onder
hun distrikt, dat van de Schelluinersloot aan de Merwezijde begint en
nederwaarts gaat tot aan de Lek en van daar opw'aarts tot aan de
sluizen boven Ameide ; alsmede over den Souwen- en Bazel-dijken tot
aan de paal tusschen de scheiding van den Alblasserwaard en het Land
van Arkel.
Het collegie van Dijkgraaf en Hoogheemraden van den A lb l a s s e r w
a a r d heeft, met de collégien van Hoogheemraden van de Vijfheeren-
landen boven de Souwen , een gemeen bestuur over den Diefdijk. ¡Hier
hebben die van den A l b l a s s e r w a a r d een gemeenelandshuis , dat
onder den naam van het Dordrechtsche huis bekend Staat. In
den O v e rw a a rd is niet meer dan een waterschap en kollegie daar-
over, het W a t e r s c h a p v an d e n O v e rw a a r d genoemd , maar
in den N e d e rw a a r d zijn twee waterseliappen , het W a t e r s c h a p
v a n de G r a a f en A lb la s en het N ie u w e W a t e r s c h a p
die ieder hun collegie hebben.
In 1818 werd in den Alblasserwaard van Gorinchem af tot aan
Steenenhoek, het zoogenaamde S te enenhoeksche k an a a l aangelegd,
zijnde een verlengsel van de rivier de Linge , en dienende tot uiUva-
tering van de landen tusschen de Waal en den Neder-Rijn, van boven
af tot aan den Alblasserwaard toe.
Met welk eene zorgvuldigheid men reeds van oude tijden hier getracht
heeft den A ebeasserwaard te behouden tegen het water , door het aan-
leggen van zware dijken , en het bestuur der waterseliappen , zijn er
evenwel weinige , zoo al eenige, landstreken , in Holland , die zoo
veel door overstroomingen geleden hebben, als deze waard. Dit onheil,
ontstaal uit meer dan eene oorzaak. Onder de voornaamste is het
doorbreken van het water in den Boven- en Neder-Betuwe , wanncer
het tegen den Diefdijk aankomt, en dezen voor zijn geweld doet zwichten
of overloopen. Het zwellen der rivieren door den zwaren regen en het
smelten van. de sneeuw is alleen in staat om het afkomende opper-
water tot boven aan de dijken te voeren en ze door zijne kracht te
doen bezwijken , voornamelijk wanneer de dijken op geen vasten grond
liggen , hetgeen in deze läge landen somtijds onvermijdelijk is. Eene
andere oorzaak der overstroomingen in den A l b l a s s e rw a a r d i s het
kroppen van het ijs in de rivieren , dat in weinig tijds eenen geheelen
ijsdam maakt, waardoor de vrije doortogt van het afkomend water
verhinderd wordt, zoo dat dit nu eenen nieuwen loop moet zoeken , die
onmisbaar van het overstorten en vernielen der dijken vergezeld gaat.
In dezen nood , den grootsten van allen , is er voor den Waard ge-
noegzaam geene verligting te wachten, zoo lang de ÿsdammen niet