« alles gaven, om aan den Hertog van Alva geen tiende penning te
» geven. n Na het einde van dien oorlog , hebben de Nederlanders,
door den naijver der naburen, weinig rust genoten , zoodat de lasten
eerder vermeerderden dan verminder.den, en lioewel de oorlog nu en
dan wel eens door den vrede werd vervangen, konde er dan toch
uit hoofde van den schulddenlast, aan gcene vermindering van belastingen
gedacht worden , terwijl de kosten van eenen nieuwen oorlog , meestal
door geldleeningen of vrijwillige giften moesten bestreden worden.
Het zoude niet wel doenlijk zijn, alle de bijzondere lasten op te' teilen
, die de ingezetenen der V ereenigde N ederlanden droegen, en die zoo
nienigvuldig waren, vooral in H o 11 a nd, hetwelk altijd zwaarder, dan de
andere provincien , belast is geweest, dat een onzer vaderlandsche sehrijvers
in de achttiende eeuw zeide : dat alles daar belast was behalve de
lucht, die men inademt; terwijl de beroemde B ynkershoek. zieh daar-
omtrent aldus liet hooren : «Te Romen bad men, om den Vrijenstaat
» volkrijk te maken, zulken , die ongekuwd bleven , eene sebatting
» opgelegd, maar in Holland en Zeeland, moet men ook van bet trou-
» wen betalen; j a , het is zeliis n ie t. geoorloofd te sterven , zonder
» boete te geven.» Ondertusschen kon men de voornaamste belastingen
onder deze drie benamingen brengen : Regten op inkomende en uitgaande
goederen; Belastingen op vaste goederen, erfenissen en personen ;
en Imposten op de verteringen en huisselijken omslag. Van de inkom-
sten dezer belastingen, werd door de Staten der provincien, door wier
ingezetenen zij werden opgebragt, een groot gedeelte ten behoeve der
provincie zelve aangewend; een gedeelte werd echter jaarlijks in de
kas van de Generaliteits Rjekenkamer overgestort , om daaruit de al-
gemeene uitgaven van het Land, en , onder dezen inzonderheid de oor-
logskosten , te bestrijden. Het bedrag van bet gene iedere provincie
alzoo ten behoeve van het gemeene land en de kas der Algemeene Re-
kenkamer störten moest, was, naar het vermögen van elk gewest, over
de provincien omgeslagen : zijnde dit in het jaar 1612, op eenen
vaste voet gebragt, en deswege bepaald, d a t, van elke honderd
gulden , zoude betaald worden door :
G e l d e r l a n d ...................................... f 5 : 11 : 2.
H o l l a n d . . . . ; . . . . - 8 7 : 1 4: 8 .
Z e e l a n d . . . . . ÄS$1 . - 8 : 1 : 10.
ü t r e c h t ......................................- g : 18 : S_
F r i e s l a n d . . V . . . . . - 11 : 10 : 11.
0 v e r ij s s e 1 ............................ . - 3 : 10 : 8 .
S t a d e n L a n d e . . . . . . - 8 : 1 8 : 6 .
Dr e n t h e . . . . . . . . . - 0 : 1 9 : 10.
f 100 : 0 : 0 .
Doch behalve deze verdeeling der gewone, was er nog eene andere,
welke plaats had in bijzondere beden, en op eene eenigzins
andere wijze geschieden. ledere provincie bragt tot elke honderd
guldens van deze buitengewone beden het navolgende op:
G e l d e r l a n d ............................................... ^ 8 : 1 2 : 13
H ol l a n d . . - 8 8 : 6 :
Z e e l a n d . . . . . ; . . . . - 9 : 5 : 8
U t r e c h t . . . . . . . . . . - 8 : 16 : 7j
F r i e s l a n d . . ......................................- 11 : 13 : 2f
40 v e r i j s s e l . . . . . . . . . . - 3 : 11 : 8
S t a d en La n d e . . . . . . . - 8 : 16 :
Waarbij het Landschap Drenthe nog £enen gülden betaalde. Het
Jieheer o.ver de algemeene geldmiddelen was , vöör het .jaar 179b,
aan den Raad van State toevertrouwd, en , behalve hetgeen de
gewesten, overeenkomstig bovenstaanden omslag, betaalden , kwamen
nog in ’s Lands schatkist de gelden, die door de Generaliteitslanden
werden opgebragt; alsmede die, welke in oorlogstijden uit de brand-
schattingen, verbeurdverklaringen enz. getrokken werden. Volgens
Art. 23 der Unie van Utrecht, waren de ingezetenen , zoo vpor hun-
ne personen als goederen , tot de Yoldoening der ingewilligde lasten
en regten verbonden.
Door het gedurig te kort komen in ’s lands middelen, moest men ,
nu en dan, buitengewone maatregelen aanwCnden waardoor allengs
’s lands schulden vermeerderden. Vooral zijn, met en sedert de omwen-
teling van 1798, deze schulden aanmerkeljjk toegenomen, zoodat
de opbrengsten van vroegere jaren de betaling der intresten niet kon-
den bestrijden. In 1831 bedroegen de schulden : aan werkelijke schuld
naar 2 j procent 786,386,272 , en aan uitgestelde schuld 1,203,933,312
te zamen 1,990,488,784. Waarvan Belgie volgens de beslissing der
Londensche conferentie, eene som van8,000,000 , gülden jaarlijksche
reuten zal moeten overnemen.
De belastingen, welke thans in het K okihgbijk der N ederlakden worden
geheven, kunnen in vier hoofdsoorten onderseheiden worden ; te
weten in : D i r e c t e - b e l a s t i n g e n ; In- en U i t g a a n d e regt
e n ; Ac ci jnsen en I n d i r e c t e b e l a s t i n g e n .
De Minister van Financien Staat aan het hootd van het bestuur
over alle deze belastingen en regten. Aan hem is , voor ieder der
vier opgenoemde vakken , toegevoegd een Re f e r e n d a r i s , terwijl
voor de drie eerste soorten daarenboven aan het Ministerie van Financien
zijn verbonden: een I n sp ecte ur -Gen.e r aal der Di-
r e c t e b e l a s t i n g e n , in- en u i t g a a n d e r e g t e n enacci jn-
s e n , en voor de Rijnvaartregten een Inspecteur , onder dentitel van:
I n s p e c t e u r v o o r de R i j n v a a r t op he t N e d e r l a n d s c h
g r o n d g e b i e d .
D irecte B elastingen.
Tot de Directe belastingen behooren 1°. de G r o n d l a s t e n , 2°.
het Pe r s o n eel (geheven naar de 6 grondslagen , te weten: naar
de huurwaarde der gebouwde eigendommen, met de aanhoorige erven
en gronden ; naar de deuren en vensters ; naar de haardstedefi ; naar
het mobilair, dat in de gebouwde eigendommen geyonden wordt j
naar het getal dienstboden en naar het getal paarden door de schat-
pligtigen gehouden wordende ); en 3° het Patentregt.
I»- en U itgaande R egten.
Tot de In- en uitgaande regten behooren : 1°. de g o e d e r e n ,
w a r e n en k o o pma n s c h a p p e n , di e he t . Rijk" w o r d e n
in-, ui t - en d o o r g e v o e r d ; 2°. het t o n n e g e l d der z e e-
s c h e p e n ; 3°. de b u i t e n - en b i n n e n vuur- to n - e n b a -
k e n g e l d e n en 4°. de R i j n v a a r t r e g t e n .
A ccijnsen.
’Jot de Accijnsen behooren: een Impost op h e t z o u t ; de z e ep;
het g e s 1 a c h t ; het g e m a a 1; het b u i t e n l a n d s c h ged i s t e -